Een van de gezelschappen die zowel bij het Fonds Podiumkunsten als bij de eigen gemeente buiten de boot viel was het O.T. Theater in Rotterdam. Met een positief advies op zak van het Fonds maar zonder een daaraan gekoppelde subsidietoekenning staat het gezelschap alsnog met lege handen. Artistiek leiders Mirjam Koen en Gerrit Timmer lieten de schouders niet hangen, maar kiezen uiteindelijk toch voor het opheffen van hun O.T.
Twee weken na ons gesprek belt Gerrit Timmers. Het laatste reddingsplan is mislukt. Daarom is op een lange en bewogen bestuursvergadering besloten de stichting O.T. op te heffen. De ontslagvergunningen voor het personeel worden aangevraagd en het pakhuis wordt opgezegd. Langzaam gaat in het O.T. Theater het licht uit. Timmers: ‘Het is de laatste weken allemaal nogal in een stroomversnelling geraakt. Voor ons is het nu belangrijk zo snel mogelijk schoon schip te maken. Maar per 31 december stopt het.’
Inderdaad ging het allemaal ineens heel snel. Twee weken eerder bevonden Gerrit Timmers en Mirjam Koen zich nog ergens tussen berusting, strijdbaarheid en hoop, terwijl we zaten te praten onder de grote letters op het O.T. Gebouw. ‘The times they are a-changing,’ spelden ze. Natuurlijk verwijzen ze naar de problematische situatie van het Onafhankelijk Toneel, vertelde Mirjam Koen desgevraagd. De aanvraag bij de gemeente Rotterdam werd afgewezen, de aanvraag bij het Fonds Podiumkunsten werd positief ontvangen maar onder de zaaglijn geplaatst: er is ondanks de positieve beoordeling geen geld voor. Koen: ‘Het is niet alleen voor ons een tijd van verandering, maar voor velen. Ik weet echt niet wat er na dit slagveld overblijft. Je kunt niet, zoals de politiek doet, zeggen: we vertrouwen op de veerkracht van de sector. Ik geloof niet in dat romantisch optimisme. Wat nu verdwijnt, komt nooit meer terug. Natuurlijk zijn kunstenaars gedreven. Die moeten kunst maken, dus zullen ze allerlei wegen vinden om dat te doen. En dan zul je zien dat de politiek straks zegt: zie je wel, ze kunnen het ook best zonder geld…’ Maar, zei Koen, voor haar gaat het Dylan-citaat op de gevel over nog veel meer: ‘Iedereen voelt dat er iets moet veranderen als het gaat om milieu, duurzaamheid en economie. We zouden nu eens moeten stoppen met dat neoliberale denken, maar iedereen blijft er uiteindelijk toch in hangen. Er moet iets gebeuren, maar het gebeurt niet. De angst regeert. Letterlijk.’
Stramien
Het politieke klimaat is onvergelijkbaar met dat van 1972, toen het O.T. werd opgericht, memoreerden Koen en mede-artistiek leider Gerrit Timmers die middag. Koen: ‘Mensen die zich hardop uitspraken over de waarde van kunst waren veel sterker aanwezig. En de politiek luisterde ook naar hen. Mensen die het voortouw namen en die invloed hadden.’ Timmers: ‘Mensen als Jan Kassies.’ Koen: ‘Dankzij Kassies kregen we een plek waar we konden repeteren. We wilden subsidie aanvragen, maar de gemeente Amsterdam vroeg: “Hoeveel voorstellingen gaan jullie dan maken? En wat voor soort toneel? En voor wat voor soort publiek?” Toen begon het eigenlijk al. Maar wij wilden toneel maken dat voor ons op dat moment belangrijk was en er het publiek bij zoeken dat daarvoor ontvankelijk was. We wilden vooral vertrouwen van de beleidsmakers. Dat kregen we niet in Amsterdam. Maar wel in Rotterdam: we konden daar beginnen als experimenteel gezelschap en ze hadden slechts één voorwaarde: dat we in Rotterdam zouden gaan wonen.’
Ook dat is totaal veranderd. Om subsidie te krijgen moeten er beleidsplannen worden geschreven en moet er aan allerlei al dan niet objectiveerbare criteria worden voldaan. Het is een tijd waarin een goed artistiek plan niet meer volstaat. Koen: ‘Je wordt in een bepaald stramien gedwongen dat niet meer per se aansluit bij wat je als kunstenaar in wezen wilt. Ik merk dat jonge mensen die van school komen meteen gedwongen worden commercieel te denken. Hoe je een groot publiek behaagt, hoe je media-aandacht krijgt, hoe je je moet profileren. Dat filtert natuurlijk ook een bepaalde mentaliteit uit.’
Boot gemist
Een mentaliteit die Koen en Timmers niet bezitten, gaven ze toe. Niet dat ze niet zakelijk kunnen denken – de eigen inkomsten stegen de afgelopen jaren, de inrichting van het nieuwe pand werd grotendeels uit sponsorgeld betaald. Koen: ‘We zijn wel degelijk ondernemend, we zijn er wel degelijk mee bezig.’ Timmers: ‘Maar het is bijna onmogelijk om zoveel te verdienen als door bijvoorbeeld het Fonds wordt geëist.’
Maar bovenal waren ze niet opgewassen tegen de politieke spelletjes die in Rotterdam werden gespeeld. Koen: ‘Al vorig jaar werd duidelijk dat er bezuinigd moest worden in Rotterdam. Er werd al vaag gesuggereerd dat het verstandig was een partner te zoeken om mee samen te werken.’ Maar in alle gesprekken die het O.T. voerde bleek dat potentiële partners allang door de gemeente aan een partner waren gekoppeld. Het uitgangspuntenplan dat de gemeente formuleerde en dat de basis moest vormen voor de subsidieaanvragen was op die partnerschappen gebaseerd en het O.T. had de boot gemist.
Timmers: ‘Het was allemaal al van tevoren bedacht. Het advies van de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur is daar vervolgens naar toegeschreven.’ Zo stond in de uitgangspuntennota dat er in de stad geen plaats meer was voor opera. Dus schrapte het O.T. in zijn beleidsplan met pijn in het hart de operaplannen – toch een van de peilers van het gezelschap. Timmers: ‘Laten we wel wezen, wij zijn de enigen die hier opera maken. En in de motivering om onze aanvraag af te wijzen schrijft de Raad dat hij het zo zonde vond dat we geen opera meer gingen maken.’ Koen: ‘Dat is toch een gotspe. Dat mocht immers niet meer van de uitgangspuntennota.’
De aanvraag werd dus afgewezen. En geen geld van de gemeente betekent een kleinere kans op geld van het Fonds Podiumkunsten. De vraag is of Koen en Timmers misschien beter hadden moeten lobbyen. Koen: ‘Misschien hebben we te weinig geslijmd. Dat kan best. Waren we inderdaad maar betere marktkooplui.’
Lowbudget
Er gloorden tijdens ons gesprek eind augustus nog twee lichtpuntjes aan de horizon. Zo lag er een plan om het pand te delen met instellingen op het gebied van popmuziek. Daar werd door het college extra geld voor vrijgemaakt in de gemeentebegroting. Het idee was dat die popinstellingen het gebouw zouden huren en het O.T. daar een klein hoekje van voor zichzelf zou gebruiken. Maar dat plan bleek vast te lopen.
Het andere miniscule lichtpuntje waren de afgelopen verkiezingen. Verschillende politieke partijen gaven voor de verkiezingen al aan geld te willen vrijmaken voor het Fonds om ook de positieve adviezen onder de zaaglijn te kunnen financieren. Timmers: ‘Dat zou fantastisch zijn.’ Koen: ‘Al is de vraag in deze tijden wel: waar haal je het geld vandaan? Het zou mooi zijn als het tij keert. En de vuilspuiterij ophoudt.’ Maar ook de verkiezingen kwamen te laat, als die al wat veranderen aan de situatie bij het Fonds.
Ondanks het feit dat de toekomst van het gezelschap waar ze veertig jaar hebben gewerkt leek te eindigen, waren Timmers en Koen tijdens het gesprek geen moment echt boos of verongelijkt. Ze lachen vooral veel over de absurde situatie, vertelden ze. Timmers: ‘Maar natuurlijk is het ook een rollercoaster. De ene keer zie je het weer helemaal zitten, zoals met zo’n nieuw plan, en het volgende moment denk je: ik houd ermee op. En dan ga je weer een voorstelling maken en ben je vooral daarmee bezig.‘ Koen: ‘Het voelt als een rare droom. Ik heb eigenlijk de behoefte weer in een kleine niche te duiken. Om eindelijk weer te mogen maken wat ik wil maken, zonder bezig te zijn met die managers die in je nek hijgen omdat ze vinden dat je jezelf commercieel in de markt moet zetten. Mag ik alsjeblieft gewoon weer kunst maken? Ik kan niet in de toekomst kijken, maar misschien dat ik straks best cynische buien zou kunnen krijgen. En ik heb ook zin om eens een keiharde voorstelling te maken. Fuck you!’
Ook twee weken later lijkt er berusting te klinken in de stem van Timmers. En helemaal weg zijn ze niet, vertelt hij. ‘Er is nog een stichting Continuïteit O.T.. We maken dit jaar nog af met de voorstelling Zeezicht en het amateurtheaterfestival. En er is in Amerika en bij DeMunt en Calefax nog interesse voor ons werk . We hopen dus dat mensen ons als makers zullen blijven vragen.’
Dit artikel verscheen eerder in TM
Leave a Reply