Het is het allermenselijkste dat Faust zo ontvankelijk maakt voor de verzoekingen van de duivel: angst voor de dood en verlangen naar liefde. Maar hoewel de duivelse Mefisto in ruil voor zijn ziel Faust voorziet van jeugdige trekken, rijkdom en gewillige vrouwen, liggen die angst en dat verlangen buiten Mefisto’s macht. Wanneer Faust treurt om zijn verloren geliefde of hels lijdt als zijn laatste uur heeft geslagen, heeft hij dat vooral aan zichzelf te danken.
Het verhaal van Faust blijft – ook zo’n 200 jaar nadat Goethe de bekendste versie van de Faust-legende schreef – een mooi verhaal. Vandaar ook dat de twee bevriende acteurs Koen de Sutter en Jan Decleir de in Vlaanderen bekende kunstenaar en schrijver Pjeroo Roobjee vroegen om van het verhaal een bewerking te maken. ‘Faust ofte Krakeling beneden de louteringsberg’ heet de resulterende voorstelling van het Antwerpse gezelschap Zuidpool. Roobjee schreef een meeslepend vertellend gedicht in semi-archaïsch Vlaams vol beeldende metaforen en meanderende taalconstructies die naast een grote taalvirtuositeit ook een grote liefde voor het Vlaams-Nederlands verraden.
Met een minimum aan theatrale middelen en in een bescheiden decor van houten plankieren dat gedomineerd wordt door een intrigerend futuristisch hellemonster, vertellen en spelen De Sutter en Decleir het verhaal van Faust. De twee zijn behalve acteerkanonnen net als Roobjee taaliefhebbers en ze spuien met veel plezier diens klaterend Vlaams over het toneel. Met liefdevolle precisie tekenen ze de steeds weer terugkerende beelden uit de natuur die Roobjee voor ze schetst: een natuur die toch wel doorgaat, of de mens nu worstelt of niet.
Soms neemt het spelplezier het iets te veel over en wordt er misschien wat te groot of te nadrukkelijk gespeeld, bijvoorbeeld als De Sutter de naïeve Gretchen speelt. Daardoor dreigt de humor het onderliggende drama weg te spoelen. En een donderslag en een dreigend flakkerend Mariabeeld op het moment dat Faust wordt verdoemd, is misschien een tikje overtrokken. Je zou zelfs kunnen zeggen dat de vertheltheatervorm van De Sutter en Decleir neigt naar het ouderwetse. En toch blijf je bijna twee uur aan de lippen van de twee rasvertellers hangen. Soms heb je voor een voorstelling niet meer nodig dan twee hele goede acteurs en een wonderschone tekst.
Nog te zien in de Stadsschouwburg Amsterdam, daar nog in Haarlem, Leiden, Breda, Rotterdam en Den Haag.
Leave a Reply