De podiumkunsten zijn een vervuilende bedrijfstak. Niet zo erg als steenkolencentrales, uiteraard, maar bedenk eens hoeveel acteurs en decors er, met dank aan de zo gewenste spreiding, door het land reizen in bussen en vrachtautootjes. Of hoeveel decors, ongebruikte flyers en dikke scripts er na een tournee worden afgedankt. En dan hebben we het nog niet over het energieslurpende theaterlicht. Of het feit dat theaterzalen voor een voorstelling aangenaam worden verwarmd om vervolgens weer te worden gekoeld, omdat een zaal door het licht en de aanwezige mensen snel te warm wordt.
Toch loopt de sector nog niet heel hard als het gaat om duurzaamheid. Uit een treurigstemmend onderzoekje van het tijdschrift voor podiumtechniek Zichtlijnen uit november 2009 bleek dat bij podia nog nauwelijks over duurzaamheid wordt nagedacht. Zo gebruikte slechts eenderde van de theaters die de enquête van Zichtlijnen invulden groene stroom. Bij tweederde van de respondenten was de verlichting niet centraal geregeld, waardoor lampen in ongebruikte gangen nodeloos energie verbruikten. Niet zo gek dat in zulke simpele oplossingen niet eens is voorzien als je bedenkt dat 69 procent van de podia twee jaar geleden nog geen specifiek beleid voerde op het gebied van duurzaamheid.
Dat betekent niet dat er helemaal niets gebeurt. Zo vormde de Vereniging voor Concertgebouw- en Schouwburgdirecties (VSCD) samen met de Vereniging voor Podiumtechniek (VPT) en de branchevereniging voor theatergezelschappen (NAPK) een werkgroep Duurzaamheid. Ook ontplooiden de leden van de werkgroep verschillende initiatieven. Zo werd er onderzoek gedaan naar de verplaatsing van het publiek naar de schouwburg, werden afspraken gemaakt met UNETO-VNI (de brancheorganisatie van installatiebedrijven) en werd onderzoek gedaan naar de kwaliteit van duurzaam theaterlicht.
Het is goed dat dat allemaal gebeurt, maar heel zichtbaar is het niet. Het gebeurt allemaal achter de schermen. Ver weg van het theaterpubliek. Dat is jammer vinden Femke Bouwer en Femke Eerland. Want juist omdat een podiumkunsteninstelling een ontmoetingsplek is, valt er een wereld te winnen met zichtbare duurzaamheid. Je kunt wat je doet zichtbaar maken voor je publiek en zo het goede voorbeeld geven.
Eerland en Bouwer namen daarom – onafhankelijk van elkaar – het initiatief om de podiumkunsten op een zichtbare manier duurzamer te maken. Zo nam Femke Eerland als algemeen directeur van het Groningse festival Noorderzon het initiatief om dat festival zo duurzaam mogelijk te maken. Inmiddels heeft het als eerste evenement in Nederland een zilveren Green Key, het groene keurmerk voor duurzame instellingen en evenementen. Femke Bouwer wist met haar stichting Achter de Wolken vrijwel alle Rotterdamse theaters en de gemeente achter zich te krijgen om zich samen in te zetten voor meer duurzaamheid in de theaters. Eerland: “Die interesse voor duurzaamheid is in mijn geval voor een deel persoonlijk. We vinden dit als organisatie gewoon interessant om ons mee bezig te houden. Maar het idee kwam ook voort uit de internationale contacten die we als festival hebben. Je merkt dan al gauw dat we als Nederland erg achterloopt op het gebied van duurzaamheid. Onze Canadese artiesten snapten bijvoorbeeld niet dat hun blikjes niet werden gerecycled. Dat doen ze in Canada namelijk al twintig jaar.”
Arcola
Voor Bouwer ontstond het idee voor het Rotterdamse Groene Theater Project op een theatertechniekbeurs in Engeland. Daar werd het Green Theatre Project gelanceerd: 48 Londense theaters kregen een half miljoen pond van de gemeente om te verduurzamen. Einddoel is om de CO2-uitstoot van de theaters in 2025 met 60 procent te verminderen. “Ik vond dat zo belangrijk en inspirerend dat ik besloot met een dergelijk plan in Nederland de boer op te gaan. Eerst heb ik de gemeente Rotterdam weten te interesseren. Samen met de gemeente hebben we vervolgens de theaters benaderd. Twee jaar lang is er met gemeente en theaters om tafel gezeten om te praten over hoe je duurzaamheid een logisch onderdeel van je organisatie kunt maken. En er werd een convenant getekend om in 2012 een duurzaamheidsplan voor elk theater te hebben.”
Trekker van het Engelse Green Theatre Project is Ben Todd. Hij is technisch directeur van het Londense Arcola Theatre en geen onbekende in Groningen: Todd was al eens te gast op Noorderzon. Zowel voor Eerland als voor Bouwer is het Arcola Theatre een groot voorbeeld. Het theater is vrijwel geheel duurzaam en heeft van het enthousiast maken van zijn publiek voor duurzaamheid zijn missie gemaakt. Dat kwam, vertelt Todd, overigens niet alleen voort uit idealisme, maar puur uit geldgebrek. “Daardoor moest Arcola alles zoveel mogelijk recyclen en hergebruiken. Terwijl de organisatie groeide, groeide het zorgvuldig omgaan met je spullen mee.” Opgeleid als ingenieur kwam Todd per ongeluk bij die organisatie terecht. Hij zag meteen de technische uitdaging om met weinig geld en met veel creativiteit op het gebied van duurzaamheid slimme stappen te maken en bleef aan het theater verbonden. Daarmee kreeg de organisatie als promotor van duurzaamheid een flinke duw in de rug. Todd: “Bij alles wat we doen, is de vraag: hoe kunnen we dit duurzaam doen?”. De technische benodigdheden ontwerpen ze het liefst binnenshuis, soms in samenwerking met experts. Zo ontwierp Arcola met enkele partners een unieke waterstofbrandcel om het gebouw mee te verlichten. Voor Todd is het omgaan met zulke obstakels een creatief proces, niet anders dan het maken van een theatervoorstelling. “Theatermakers en technici lijken ook op elkaar. Ze houden van uitdagingen, van het buiten de gebaande paden denken. Juist daarom is de samenwerking zo succesvol.” Daarbij is het belangrijk dat het publiek dat proces ook te zien krijgt: “Mensen vinden het interessant om te zien hoe er aan een voorstelling gerepeteerd wordt of hoe een decor gebouwd wordt. Waarom dat zo is? Omdat er een heldere visie achter steekt, die langzaam vorm krijgt. Dat maakt ook onze technische-creatieve processen interessant voor het publiek.”
Todd vertelt dat Arcola midden in een verhuizing zit. In het nieuwe pand moet er nog van alles aangepast worden. Daarvoor krijgt het theater een miljoen pond van het Engelse Arts Council. Een schijntje voor wat een volledig nieuw cultuurgebouw zou kosten. Maar een prettige uitdaging voor Arcola, dat het meeste werk zelf wil doen. “We laten bijvoorbeeld geen dure airco aanleggen, maar ontwerpen zelf een systeem dat koude lucht uit de kelder pompt. We hebben ook een boiler ontworpen die gestookt wordt op oude decorstukken en op diesel die we verkrijgen uit gebruikte olie. “Door op een creatieve manier zoveel mogelijk zelf te doen, krijg je een beter theater voor minder geld. Maar je moet ook de goede mensen in je team hebben om zo’n klus te klaren.” Om die reden heeft Arcola vaste technici in dienst die zich met duurzaamheidvraagstukken bezighouden.
Anonieme alcoholisten
Duurzaamheid is dan ook niet iets wat je er een beetje bij doet, maar zou vast onderdeel moeten zijn van je organisatie, vinden ook Eerland en Bouwer. Om dat voor elkaar te krijgen is een grote stap. Bouwer: “Dat komt omdat je je organisatie totaal anders moet inrichten. Duurzaamheid zit eigenlijk je organisatie in de weg: het is vaak duur en je moet je personeel op een andere manier inzetten. Daarom moet duurzaamheid ook top down geregeld worden.” Eerland: “Het begint inderdaad met het veranderen van je bedrijfscultuur en je volledig aan die verandering committeren. De vraag is dan: hoe krijg je je hele organisatie daarin mee? Het antwoord is vrij simpel: iemand met autoriteit en beslissingsbevoegdheid moet duurzaamheid als logisch onderdeel van je organisatie op een enthousiaste manier gaan uitdragen. Je moet om te beginnen net als de Anonieme Alcoholisten erkennen dat je als organisatie een probleem hebt. Dat je vervuilend bent. Als je dat probleem niet erkent, kun je het ook niet oplossen.” Todd: “Vervolgens hebben wij gezegd: we willen een CO2-neutraal theater. Dat gaat natuurlijk nooit helemaal lukken. Maar de ambitie is wel heel erg helder. Vervolgens gaat het er om wat je als organisatie kunt doen om die ambitie dichterbij te brengen.” Bij Noorderzon begon dat uiterst simpel met het vervangen van al het papier door biopapier. Eerland: “Ik ging er vanuit dat dat veel duurder zou zijn, maar dat was helemaal niet zo. En vervolgens ga je alle elementen van je organisatie langs: van waterverbruik via je potloden en ordners tot de inkoop van eten en drinken. Soms blijkt er veel te halen, soms helemaal niets.” Zo dacht Noorderzon dat vooral de theaterverlichting heel vervuilend zou zijn. Tot de lichtleverancier de organisatie erop wees dat dat het podiumlicht bij een festival juist het minst aan is.” Dat licht staat immers alleen aan als er een act op het podium staat. Aanpassing levert daarom minder (milieu)winst op dan de aanpassing van de terreinverlichting die wel altijd aan staat.
Anders is dat bij de Rotterdamse theaters. Daar heeft het investeren in duurzame theatertechniek wel zin, omdat die veel vaker gebruikt wordt. Bouwer: “Zo verbruikte Theater Zuidplein een ton per jaar aan energie. Met een slimmer regelkastje wordt nu 14 duizend euro bespaard. Dat kastje is duur, maar het levert wel keiharde euro’s op.”
Toch hebben culturele instellingen vaak moeite met het doen van dergelijke investeringen, merkt Bouwer. “Gezelschappen met een eigen theater krijgen van hun besturen vaak geen toestemming om duurder materiaal aan te schaffen. De terugverdientijd daarvan is veel langer dan de potentiële levensduur van een gezelschap.” Doordat ze in het kunstenplan zitten, denken gezelschappen in periodes van vier jaar. Daarna kan het immers afgelopen zijn. Het zou daarom logischer zijn, denkt Bouwer, als gemeenten investeren in duurzame techniek. Zij zijn immers vaak de huurbaas van de culturele instellingen. “Je zou bijvoorbeeld kunnen overwegen om de huurprijs inclusief stroom te laten zijn. Dan wordt het voor gemeenten interessanter om in duurzame installaties te investeren, omdat zij daar de voordelen ook weer van terug krijgen.”
Ecopolitie
Investeren in duurzaamheid kun je als culturele instelling niet alleen, zeggen Todd, Eerland en Bouwer. Daarvoor heb je partners nodig. Soms is dat de gemeente. Maar daar moet je niet teveel op leunen, vindt Todd. “Ik kan wel vragen of de gemeente zonnecellen op mijn dak wil plaatsen, maar dat hebben ze niet gedaan. Dat kan ik ze ook helemaal niet kwalijk nemen. Interessanter is dan om te onderzoeken wat wel aantrekkelijke partners zijn.” Eerland: “Veel staat of valt inderdaad met de bereidwilligheid van je partners. Voor een verhuurder is het soms duur om in duurzaam materiaal te investeren als wij de enige huurder zijn. Dan gaan wij voor de verhuurder uitzoeken of er meer potentiële huurders zijn, zodat hij wel veilig die investering kan doen. Maar je kunt leveranciers ook over de streep trekken om duurzaam te leveren door intentieverklaringen op te stellen, waarin je aangeeft duurzame producten voor langere tijd af te nemen.” Todd: “De truc is om uit te vinden wat je partners graag willen. Om uit te vinden wat zij uit de samenwerking willen halen.” Eerland: “Door je enthousiasme kun je leveranciers en je partners ook overtuigen. Sommige partners zijn vervolgens zelf gaan investeren in duurzaamheid. Soms omdat ons enthousiasme overslaat, maar ook simpelweg omdat het lucratief voor ze is om langlopende contracten met ons af te sluiten. En sommige leveranciers kennen weer anderen die ook willen meedoen. Op die manier is ons partnernetwerk niet alleen verbreed, maar ook verdiept.”
Niet alle duurzame maatregelen betalen zich terug. Sterker nog, soms zijn ze gewoon duurder dan het vervuilende alternatief. Eerland: “Maar duurzaam cultureel ondernemen gaat vooral om het nemen van een morele verantwoordelijkheid die niet alleen in geld is uit te drukken.” Todd: “En juist het overbrengen van die maatschappelijke verantwoordelijkheid op het publiek past heel erg bij een theater. We doen iets wat mensen kan aanspreken. Het is spannend en nieuw. Daarom moet je vooral ook niet met je vingertje gaan wijzen.” Eerland: “Bij Noorderzon willen we zeker niet voor eco-politie spelen. Je moet juist met het publiek in gesprek willen gaan over het onderwerp.” Om die reden hebben ook niet alle duurzame maatregelen een even groot milieueffect, maar gaat het er vooral om dat ze zichtbaar zijn. “Met onze biowijn redden we bijvoorbeeld de wereld echt niet. Maar het maakt je publiek wel enthousiast. We doen dit namelijk niet voor onszelf. Mensen moeten het idee van duurzaamheid hier oppikken en mee naar huis nemen. Duurzaamheid is niet ingewikkeld en ook niet ver van je bed.” Bouwer: “Vergeleken bij de uitstoot van de Rotterdamse haven is het duurzaam maken van de theaters in die stad pure symboolpolitiek. Maar met die speldenprikken kun je bij het publiek wel een hoop teweeg brengen.” Volgens haar is het kunstenpubliek een zeer ontvankelijk publiek voor een milieuvriendelijke boodschap: “Het is hoog opgeleid, het is breed geïnteresseerd en kijkt verder dan zijn neus lang is. Dat publiek kan vervolgens weer binnen de samenleving een dragende functie hebben als het gaat om duurzaamheid.” Toch merkt Bouwer dat sommige theaters die aan haar Groene Theater Project meedoen het moeilijk vinden om zich naar buiten als zodanig te presenteren. “Ze zijn bang dat ze door de mand zullen vallen als ze zich duurzamer voordoen dan ze zijn. Of dat ze cynische reacties krijgen. Maar het gaat nu juist om die communicatie met het publiek en die lopen ze zo mis.”
Versnippering
De aangekondigde cultuurbezuinigingen zullen zeker hun uitwerking hebben op de groene ambities van podiumkunsteninstellingen, denkt Bouwer. “Juist nu verdient duurzaamheid meer kunstenbrede aandacht, maar het lijkt er de tijd niet meer voor. Instellingen zullen een terugtrekkende beweging maken naar hun kerntaken. Ook zal de gemeente Rotterdam instellingen niet afrekenen op hun duurzaamheidsplannen. Dat was wel de bedoeling, maar de gemeente bezuinigt zoveel op cultuur dat ze vond dat ze instellingen geen extra eisen zou kunnen opleggen. Gelukkig hebben veel instellingen alsnog een duurzaamheidsparagraaf in hun beleidsplan staan.“ Ook Eerland is bang dat de bezuinigingen een negatieve rol gaan spelen op het duurzaamheidsbeleid van culturele instellingen. “Toch zou het weinig duurzaam zijn als we alles wat we tot nu toe hebben bereikt weer uit het raam zouden gooien. Net als alle partnerschappen die we hebben opgezet.”
Daarom pleiten Eerland, Todd en Bouwer juist nu voor meer en intensievere samenwerking tussen instellingen. Bouwer: “Duurzaamheid is per definitie open source: je moet dingen delen en uitwisselen. Je moet niet steeds opnieuw het wiel willen uitvinden.” Eerland: “Er zijn teveel versnipperde projecten en het kost veel energie om door de bomen het bos nog te kunnen zien. Samenwerking kan daarbij helpen en dat wil ik in Groningen dan ook graag doen met de andere culturele instellingen. Dan kun je taken verdelen: als jij nou alles te weten komt over ecobekertjes dan duik ik in de led-verlichting en die kennis wisselen we vervolgens weer uit.”
Er kan heel veel, als je maar wilt. Dat is uiteindelijk de boodschap van Noorderzon, Arcola en de Groene Theaters. Een onstuitbaar enthousiasme kan Eerland, Todd en Bouwer ook niet ontzegd worden. Bouwer: “Duurzaamheid is gewoon een inspirerend thema om mee bezig te zijn.” Eerland: “De ideeën blijven komen. Zo zijn we nu bezig met het verminderen van afval. We hebben de plastic bekertjes van vorig jaar laten verwerken tot granulaatkorrels. Daarvan kunnen volgend jaar weer iets nieuws laten maken. Zo’n vraagstuk vind ik echt heel interessant. Hoe maken we iets nieuws van ons afval? Daar kan ik echt heel enthousiast van worden.” Todd: “Je moet je niet vermoeien met wat niet kan, maar met wat wel kan. Onmogelijkheden zijn saai. Technische problemen duurzaam oplossen, dat is juist een uitdaging die ik graag aanga.”
Leave a Reply