Een kijkje in een donkere ziel – Who’s afraid of Virginia Woolf

Wie is er bang voor Virginia Woolf, regie: Paula Bangels, foto: Ben van Duin

Toen Edward Albee’s legendarische toneelstuk ‘Who’s afraid of Virginia Woolf’ werd voorgedragen voor de prestigieuze Pulitzerprijs, leverde dat meteen een relletje op. Want hoewel de jury overtuigd was van het belang van het stuk, daarin gesterkt door geweldige recensies en laaiend enthousiast Broadwaypubliek, stak de raad van toezicht van de prijs daar een stokje voor. De leden hadden grote bezwaren tegen het stuk om zijn seksuele toespelingen en expliciete taalgebruik. Met als gevolg dat in 1963 er geen Pulitzerprijs voor drama werd uitgereikt.

Er wordt inderdaad nogal gescholden en geschreeuwd in ‘Who’s afraid of Virginia Woolf’ en inderdaad zijn de seksuele toespelingen niet van de lucht. Maar die zijn eigenlijk vrij onschuldig vergeleken bij het donkere mensbeeld dat de Amerikaanse toneelschrijver in datzelfde stuk toont en de nietsontziendheid waarmee hij laat zien hoe makkelijk het dunne laagje vernis dat beschaving is, schijnbaar zonder aanleiding af kan bladderen.

En het begint allemaal zo onschuldig. Het echtpaar George en Martha komt thuis na een feestje bij Martha’s vader, de decaan van de universiteit waar George geschiedenisdocent is. Martha heeft het jonge stel Nick en Honey bij hen uitgenodigd om nog een laatste drankje te drinken. Nick is, anders dan George, een stoere, jonge vent. Hij begint net als biologiedocent en heeft goede hoop op een mooie carrière. Maar wat begint als een wat ongemakkelijk samenzijn doordat de normale beleefdheidsregels al vrij snel worden losgelaten door een grote hoeveelheid drank en door het destructieve karakter van George en Martha, eindigt in een emotionele veldslag tussen de twee echtelieden, waarin de jonge bezoekers collateral damage zijn. Stukje bij beetje wordt duidelijk waarom George en Martha zijn waarom ze zijn, welke geheimen ze met zich meedragen en wat hen zo destructief maakt.

George en Martha hebben een bijzondere relatie, waarbij ze de frustraties van hun gefnuikte levens op elkaar afreageren. Juist die harde omgang met elkaar is wat ze nog bij elkaar houdt. Van elkaar vernederen hebben George en Martha dan ook topsport gemaakt, een spel waar ze samen intens van genieten, tot onbegrip van de bezoekers. Het spel bestaat eruit zo stevig mogelijk in elkaars kwetsbaarheden en geheimen te wrikken. Zo is George – ooit voorbestemd om de vader van Martha als decaan op te volgen – op een zijspoor geraakt en is zijn carrière in het slop geraakt. Martha werd door haar vader nooit voor vol aangezien. Beiden worden ze gekweld door het feit dat ze geen kinderen konden krijgen. Dus herinnert Martha George constant aan zijn mislukte carrière en onderdrukt George nauwelijks zijn walging voor Martha’s vader en voor haar drankzucht en luide stem.

Met de komst van de bezoekers ziet het echtpaar kans om hun vernederingsspel op een nog hoger niveau te trekken. Het jonge echtpaar stelt de twee in staat om de tot dan toe binnenshuis gebleven pijnlijke geheimen aan wildvreemden te openbaren om elkaar zo nog harder te raken. Ook de bezoekers worden niet gespaard. Zij worden net zo goed vernederd en ook hun geheimen worden uit hun donkere hoekjes de openbaarheid in gesleurd. Wat extra pijnlijk is, want terwijl George en Martha elkaars geheimen allang kennen, is dat bij het jonge paar niet het geval. Dat komt, tot groot vermaak van George en Martha, dingen over elkaar te weten die de illusies waarop hun relatie gebaseerd was volledig verwoesten.

Na een emotionele sloopavond resten er uiteindelijk alleen maar verliezers. Toch vinden Martha en George elkaar uiteindelijk juist in het meest ultieme spel der vernederingen dat ze tot dan toe speelden. Ze kennen elkaars diepste angsten en geheimen, omdat ze van elkaar houden, omdat ze die geheimen bij iemand kwijt moeten. Maar evengoed misbruiken ze elkaars kwetsbaarheid en openheid om elkaar te kwetsen. Het is constant liefhebben en kwetsen, afstoten en aantrekken. ‘George’, zegt Martha ergens, ‘maakte de gemene, pijnlijke, beledigende fout om van me te houden en daar moet hij voor gestraft worden.’

Wat Albee’s stuk nu nog steeds zo spannend maakt, is de knappe manier waarop hij een zwart en kolkend onderbewuste suggereert onder een vrij realistische, en in eerste instantie vrij komische situatie. In schijnbaar typisch Amerikaans naturalisme, met herkenbare situaties en personages, schetst de schrijver het begin van de avond om die vervolgens onvoorspelbaar uit de hand te doen lopen. Zo wordt het publiek, net als Nick en Honey die verwachten op een gewone borrel te komen, een nachtmerrie binnengelokt waarin, geholpen door heel veel drank, onderbewuste en dierlijke driften de overhand krijgen en werkelijkheid en illusie, waarheid en leugen steeds meer met elkaar verweven raken.

Het zijn beangstigende, zwarte kanten die Albee van de mens laat zien. Het feit dat het vernederen van anderen, het als een roofdier speuren naar de zwakke plek bij iemand die kwetsbaar is, het feilloos fileren van andermans eigenwaarde zo dicht bij iets als liefde kan liggen, is schokkend. Net zoals het besef hoe makkelijk die donkere kant de kop op kan steken. De mens is achter zijn beschaafde façade een onvoorspelbaar kolkend donker wezen dat toeslaat als de ander het kwetsbaarst is.

Rest nog de vraag waarom het stuk sinds zijn première zo’n groot succes is gebleven. Misschien wel omdat het stuk zo herkenbaar is. Dat we de schaduwkant van de beschaving die Albee ons laat zien diep in onszelf voelen kolken, terwijl die bij ons normaal gesproken slechts kortstondig bovenkomt bij een snibbige opmerking of een iets te snel uitgesproken verwijt. Albee toont wat er gebeurt als we dat beest eens een avond de vrije teugel zouden laten. Zodat we dat in het echt niet meer hoeven te doen.

‘Wie is er bang voor Virginia Woolf’, van Hummelinck Stuurman, met o.a. Linda van Dyck en Victor Löw. Tournee van 18 februari 2012


Posted

in

by

Comments

One response to “Een kijkje in een donkere ziel – Who’s afraid of Virginia Woolf”

  1. Bud Oostrom Avatar

    Het werk van B. Newman met dezelfde naam Who’s Afraid, maar dan gevuld met drie kleuren, volgt 3 jaar letr. Kijk ik naar recensies van het toneelstuk, dan zie ik een overeenkomst: de vluchtigheid wordt gevuld met duisternis, het zwart van beledigingen enz. Het werk van Newman sluit aan op die trends, een paar jaar later via kleurwerking.
    Het rood zakt weg en duisternis volgt.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.