Het moet een spectaculair schouwspel zijn geweest. In de spiksplinternieuwe Amsterdamse Schouwburg van architect Jacob van Campen daalt aan het eind van Joost van den Vondels ‘Gysbreght’ Aartsengel Rafael uit de hemel af. Daarbij gebruik makend van de nieuwe hypermoderne toneelmachinerieën en uitgedost met daarvoor speciaal aangeschafte echte zwanenvleugels. Daarvoor had het Amsterdamse theaterpubliek zich al kunnen vergapen aan spectaculaire tableaus van zwijgende personages, waaronder een lekker bloederige uitbeelding van het uitmoorden van een nonnenklooster. Amsterdam had een nieuwe schouwburg en dat zou het laten weten. De stad was in 1638 immers hard op weg een van de belangrijkste steden van de wereld te worden.
Het is niet helemaal duidelijk of toneelschrijver en dichter Vondel (1587-1679) opdracht kreeg tot het schrijven van zijn ‘Gysbreght van Aemstel’ of dat het zijn eigen initiatief was. Duidelijk was wel dat hij probeerde een stuk te schrijven dat op alle niveaus de pracht en kracht van Amsterdam benadrukte. Niet alleen door spectaculaire toneelbeelden te ontwerpen en de nieuwe theatertechniek ten volle te benutten, maar vooral ook door in zijn stuk te suggereren dat Amsterdam zijn macht door goddelijke voorzienigheid had verkregen.
Gysbreght is heer van Amsterdam als de stad door zijn vijanden, de Kennemers en de Waterlanders, wordt belegerd. Plots trekken zij echter weg en Gysbreght denkt dat de strijd voorbij is. Een opgepakte spion vertelt hem dat de vijanden een schip hebben achtergelaten. Het schip wordt binnengehaald, maar het blijkt een list. Er zitten vijanden in verborgen. Terwijl op Kerstavond de Amsterdamse bevolking in de kerk zit, nemen de Kennemers en de Waterlanders de stad in en zijn niet te beroerd daarbij een nonnenklooster uit te roeien. Gysbreght wil tot zijn laatste snik zijn stad verdedigen, maar Aartsengel Rafael gebiedt hem te vertrekken. Over driehonderd jaar, belooft de engel, zal door Gods wil de stad weer herrijzen tot een wereldmacht.
Vondel kende zijn klassiekers. Het stuk had, zoals veel populaire stukken in die tijd, de vorm van een Griekse tragedie met teksten op metrum, vijf acten gescheiden door koorzangen en aan het slot een ‘deus-ex-machina’: een plotselinge opkomst van een godheid om het pleit te slechten. Bovendien haalde Vondel voor zijn ‘Gysbreght’ veel inspiratie uit de Ilias van Homerus over de Trojaanse Oorlog en het heldendicht ‘Aeneis’ van de Romeinse dichter Vergilius waar die oorlog ook een rol in speelt. Zo verwijst de list met het schip – niet voor niets ‘het Zeepaerd’ genoemd – naar de list met het Trojaanse Paard, waarin Griekse strijders zich verborgen hielden. In de ‘Aeneis’ moet de Trojaanse held Aeneas het brandende Troje verlaten, maar niet nadat hij van de Goden heeft gehoord dat hij de stichter zal worden van een veel machtigere stad: Rome. Net als Vergilius laat Vondel een personage voorspellen dat wat voor hemzelf nog toekomst, maar voor het publiek al tegenwoordige tijd is. Zo lijkt het of diens voorspelling is uitgekomen. Met behulp van zo’n voorspelling laten beide schrijvers zien dat de macht van hun stad door goddelijke wil is verkregen.
Met de opvoering van de ‘Gysbreght’ in 1638 ontstond de traditie om het stuk jaarlijks in de Amsterdamse Stadsschouwburg op te voeren. Eerst met kerst, na 1841 op Nieuwjaarsdag. In 1968 stopte de traditie, omdat het stuk als te ouderwets werd gezien. Dat die traditie nu weer wordt ingevoerd is opmerkelijk. Voor het stuk zelf hoef je het niet te doen. Het is mooi geschreven, bij vlagen spannend en de Hollandse en Klassieke motieven zijn knap verweven. Maar het zegt de 21e-eeuwse Nederlander helemaal niets meer. Koene ridders, belegeringen, nonnetjes en Aartsengelen: het wordt op het toneel toch al gauw een beetje knullig en oubollig. En ook de verwijzingen naar het ‘Amsterdam van nu’ gaan niet meer op, het is immers een gelegenheidsstuk uit 1638.
Toch past de heruitvinding van de Nieuwjaarsopvoering van de ‘Gysbreght’ in een trend. Een trend die je ook terugvindt op televisie, in films en in reclames: de herontdekking van dat wat echt Nederlands is. Nu Europa langzaam uit elkaar lijkt te vallen en de buitenwereld bedreigender is dan ook, trekken we ons achter de dijken terug in ons Hollanderschap. Daarom heet de Franse Aspergesoep van de Knorr weer Limburgse Aspergesoep (het is precies dezelfde soep) en zijn de zwarte bessen in de cassis van Hero nadrukkelijk Hollandse bessen. Op televisie genieten we van ‘Ik hou van Holland’ en in de bioscoop van de Hollandse Heldendaden van Willem Barentsz en kornuiten in ‘Nova Zembla’. Het doet allemaal wat Rafaels voorspelling in de ‘Gysbrecht’ ook deed voor de Amsterdammers uit 1638. Het bevestigt – al is het fictief – de kracht van het Nederlanderschap en draagt uit dat je daar trots op mag zijn. In dat licht past ook het opnieuw spelen van de ‘Gysbreght’ van onze nationale tragediedichter Vondel. Het heeft weinig te maken met de hedendaagse relevantie van het stuk zelf, maar veel meer met het restaureren van een Nederlandse toneelklassieker en sterke, oerhollandse traditie: op nieuwjaarsdag naar onze ‘Gysbreght’.
‘Gijsbrecht van Amstel’ van Vondel door Het Toneel Speelt. Tournee vanaf 1 januari 2012.
Daan Schuurmans van Het Toneel Speelt geeft een inleiding op de nieuwe Gijsbrecht:
Leave a Reply