Tijdens TAMTAM gaat de voorstelling La Grande Bouffe van NTGent en TA in première. De regie is van Johan Simons. Het is een bewerking van de controversiële film van Marco Ferreri uit 1973. De Uitkrant ging naar Gent voor een gesprek met actrice Elsie de Brauw over de voorstelling, decadentie en beeldende kunst.
Vier welgestelde mannen in de bloei van hun leven sluiten zich op in een landhuis om zich letterlijk dood te eten aan de meest luxe gerechten. Ook worden er wat prostituees opgetrommeld en komt de onderwijzeres van de naburige basisschool langs. Het resultaat is een dagenlange sex- en eetmarathon. De première van La Grande Bouffe in 1973 zorgde voor de nodige beroering, niet in de laatste plaats door het controversiële plot. Het meest schokkende aan de film is dat de mannen geen enkel motief hebben om zichzelf om te brengen. Ze doen het, omdat het kan. In verschillende besprekingen van de film wordt gesuggereerd dat ze vastgeroest zouden zijn in hun leven of dat ze zich vervelen, maar dat blijkt nergens uit. ‘Dat suggereren is hineininterpretieren’, zegt ook De Brauw als ze aan het tafeltje in de foyer is aangeschoven. ‘De vraag wat het eigenlijk betekent dat ze zich dood eten, daar willen we het juist over hebben in de voorstelling. Als het oudere mensen zouden zijn, die toch al dood zouden gaan, dan zou je je nog kunnen voorstellen dat ze er op een zo luxe mogelijke manier een einde aan willen maken. Maar dit zijn succesmannen in de kracht van hun leven, met een mooie carrière. Ze hebben geen enkel motief, dat is het enge. Dat is precies wat die film zo schokkend maakt.’
Expliciete beelden
Ze zag La Grande Bouffe voor het eerst toen ze zeventien was. In ieder geval een deel, want ze hield het halverwege voor gezien. ‘Niet omdat ik de beelden schokkend vond. Maar omdat er eigenlijk niets gebeurde. Er zit nauwelijks plot of drama in de film: ze komen samen en eten zich dood. Ik snapte niet wat die mensen bewoog. Pas later kon ik genieten van de mooie beelden, de schitterende dialogen en van de thematiek.’
De vraag is hoe je een film als La Grande Bouffe – met weinig plot en veel expliciete beelden – op het toneel zet. De Brauw heeft daar nog geen pasklaar antwoord op. De repetities moeten nog beginnen en de zoektocht naar de juiste vorm moet nog worden ingezet. ‘We gaan ons in ieder geval niet dood eten op het toneel. Chris Nietveld en ik spelen alle vrouwen en wij blikken in ons kunstatelier terug. Daar brengen we de mannen tot leven en verheffen wij de gebeurtenissen in het huis tot beeldende kunst. Die mannen gaan dood met zorg. Dat is voor een kunstenaar de moeite van onderzoeken waard.’
Kunstboeken
Omdat beeldende kunst een belangrijke rol zal spelen, werkt ook de bekende kunstcritica Anna Tilroe aan de voorstelling mee. Ook De Brauw is een grote liefhebber van beeldende kunst. ‘Ik houd bijvoorbeeld erg van de beelden van Alberto Giacometti. Hij maakt hele dunne mensen met lange lichaamsdelen. Ze zijn gemaakt van keihard staal, maar ze zien er zo fragiel uit. Mensen zien er in de beeldende kunst toch net anders uit. Zo weet fotografe Rieneke Dijkstra bijvoorbeeld in haar foto’s vast te leggen wat er achter de ‘gewoonheid’ van haar modellen zit. Ik blader graag in kunstboeken bij het voorbereiden van een rol. Ik wil als actrice ook achter de ‘gewoonheid’ van mijn personage kijken. Jij zit nu bijvoorbeeld te schrijven. Dat is niet erg, maar wel heel saai om naar te kijken. Als toeschouwer wil je iemand zien die leeft. Je ziet een personage maar twee uur, maar daar moet je wel een heel leven uit kunnen destilleren. Dat begint vaak bij hoe iemand zich lichamelijk beweegt. Hoe iemand praat, of zit, of kijkt, maakt een enorm verschil voor hoe iemand is.’ Ze doet het voor, gaat anders op haar stoel zitten, verandert haar mimiek. ‘Als acteur moet je, net als een beeldend kunstenaar, je personage vormgeven als je speelt.’
Showen wat je hebt
Het gesprek komt vanzelf op decadentie, wat een niet te missen thema is in La Grande Bouffe. ‘Het is misschien een cliché’, zegt De Brauw, ‘maar het is een raar idee dat wij ons moeten beheersen om ons niet aan eten te buiten te gaan, terwijl er ook mensen aan honger doodgaan. Ik kan me aan mijn zoons ergeren als ze half-opgedronken flessen biologische appelsap al als leeg beschouwen. In oorlogstijd doe je dat niet. Maar zo denken wij niet meer. Ik ben een nakomertje. Enkele van mijn broers en zussen hebben de oorlog nog meegemaakt. Hoeveel geld ze ook hebben, ze letten toch altijd op koopjes. En dat snap ik wel.’
Ze komt uit een gegoede Haagse familie vertelt ze, haar man Simons helemaal niet. Dat ze met hem thuiskwam, was wel een beetje een schok. ‘Al was hij zo buitenissig dat het buiten alle categorieën viel.’ Het verschil in hoe zij en haar man nu nog steeds naar geld kijken, geeft haar een interessant inzicht in decadentie. ‘Johan kan doorschieten naar het decadente, naar het showen van wat je hebt. Omdat hij vroeger nooit wat had. Mijn familie keek op dat soort gedrag neer. Een houding van: wij hoeven helemaal niet met onze auto te showen, wij kunnen wel met een gebutste middenklasser, want wij zijn toch wel sjiek. Dat is eigenlijk pas echt decadent.’
Leave a Reply