Herman Heijermans is populair. Deze weken gaan van de schrijver De wijze kater en De meid in première. De opgaande zon ging al eerder in première, maar gaat nu op tournee. Wat is toch de aantrekkingskracht van de schrijver die het grote publiek vooral kent van Op hoop van zegen?
Het Swiebertje-gevoel noemt Arie de Mol het. Dat onbestemde gevoel van spruitjes en klompen dat om het werk van toneelschrijver Herman Heijermans (1864-1924) hangt. Volkomen onterecht, meent de artistiek leider van Toneelgroep Maastricht wiens De opgaande zon binnenkort op tournee gaat. ‘Alsof de man alleen maar de zin “De vis wordt duur betaald” zou hebben geschreven. Ik vind dat hij waanzinnig interessante en prachtige stukken heeft geschreven. Toch wordt er heel lacherig over hem gedaan.’ Jaap Spijkers die bij Het Toneel Speelt Heijermans sprookje De wijze kater regisseert, herkent dat gevoel. Toen hij enkele jaren geleden bij een groep vrienden op tafel gooide dat hij Op hoop van zegen wilde regisseren, werd daar vooral sceptisch op gereageerd. Maar hij zette door en is, na eerdere regies van Op hoop van zegen en Ghetto, inmiddels aan zijn derde Heijermans-stuk bezig. Peter Sonneveld, die bij het Rotterdamse Theater Bonheur De meid regisseert, vond het een goede zet van Spijkers om die drie voorstellingen te maken: ‘Heijermans heeft heel veel geschreven wat de tand des tijds prima doorstaat. Ik denk dat je er mensen echt een plezier mee doet.’
Herman Heijermans was niet alleen schrijver. De meeste van zijn tientallen stukken regisseerde hij zelf bij zijn eigen Nederlandsche Tooneelvereeniging. Die voorstellingen gingen in première in de Hollandsche Schouwburg aan de Amsterdamse Plantage Middenlaan of in de volksere theaters aan de Amstelstraat. In zijn tijd was hij mateloos populair en zijn stukken werden honderden malen opgevoerd wat in die tijd uitzonderlijk was. Het grote publiek herkende de onderwerpen van zijn stukken uit het dagelijks leven. Heijermans personages waren geen helden of adellijke types, maar vissers, mijnwerkers, boeren en kleine middenstanders, die met bijbehorende problemen kampten. Jaap Spijkers: ‘Hij liet zijn publiek zien wat ze op dat moment bezig hield. Hoe kom ik aan mijn centen? Hoe ga ik om met mijn baas? Daardoor werden zijn stukken menselijk.’ Peter Sonneveld: ‘Heijermans’ personages zijn geen papieren personages. Ze zijn van huid.’
De menselijkheid en de levensechtheid van de personages worden nog versterkt door hun realistische gebruik van taal. Sonneveld: ‘Ik hoorde laatst op straat iemand zeggen: “’k sou ’t nie wete, ‘k was op vekantie”. Dat is Heijermans.’ De Mol: ‘Hij laat zijn personages fouten maken, zinnen afbreken, woorden herhalen. Hij luisterde naar de sprekende mens en die hoorde hij op straat. Hij schreef op wat hij in de kroeg hoorde. Ikzelf hou niet van gekunsteldheid, van volzinnen waarin mensen precies hun gevoelens uiten. Mensen zeggen niet wat ze voelen.’ Sonneveld: ‘Taal wordt ook bepaald door de groep waar je bij hoort. Het spreken van de personages geeft hun achtergrond aan.’ In de komedie De Meid die hij regisseert chanteert een dienstmeid haar bazin. Daardoor kan ze vrijuit stelen, zuipen en feestjes geven. ‘Het idioom van de meid en dat van haar bazen staan in schril contrast met elkaar. Dat krijg je als theatermaker van Heijermans kado.’ De Mol: ‘Heijermans heeft een bovengemiddelde mensenkennis die hij voor de acteurs in prettig speelbare taal weet te noteren. Stuur acteurs met zijn teksten de vloer op en ze zitten meteen in de juiste groef. Ze zitten meteen in de kern van wat Heijermans wil zeggen.’ Doordat Heijermans regisseerde, wist hij al bij het schrijven wat hij graag op het toneel wilde zien, vermoedt De Mol. ‘Heijermans geeft de acteurs in zijn teksten aanwijzingen mee als “geagiteerd-rustig”. Je vraagt dan iets tegenstrijdigs van je acteurs en dat kan waanzinnig spel opleveren. Ik geen enkele ander schrijver die dat doet.’ Spijkers vindt het soms juist vervelend dat de schrijver zoveel voorschrijft ‘Al die gedachtestreepjes, al die benadrukte woorden haal ik er uit. Daarmee dwingt hij mij als regisseur teveel. Ik wil graag mijn eigen visie laten zien en zelf kunnen aangeven wat ik belangrijk vind in een tekst.’
Spijkers denkt dat een van de redenen dat Heijermans aan populariteit heeft ingeboet, te maken heeft met het politieke karakter van een deel van zijn werk. Heijermans was lid van de SDAP (de voorloper van de PvdA) en stak zijn socialistische gevoelens in zijn stukken niet onder stoelen of banken. Het grootkapitaal – de reder, de eigenaar van een grote winkel – wordt niet zelden als boosdoener weggezet. Jaap Spijkers: ‘Heijermans kan in zijn stukken heel pamflettistisch en naïef socialistisch zijn. Dat willen we tegenwoordig niet meer.’ Arie de Mol kijkt daar anders naar: ‘Ik heb geen enkele moeite met pamflettisme. Een schrijver die zijn nek uitsteekt en zich uitspreekt heb ik liever dan een die om de hete brij heen draait. Heijermans is ook zeker niet naïef. Juist door zijn politieke geaardheid had hij een enorm inlevingsvermogen, waarmee hij tot de kern van de problematiek probeerde door te dringen. Het is een pre dat hij kwaad en emotioneel wordt als hij schrijft. Dat werkt emotionerend bij het publiek: het drama dat zich voltrekt van kleine mensjes die door het ‘grotere’ worden meegesleurd en vermalen.’ Ook in De opgaande zon worden grote drama’s tot huiskamerformaat teruggeschroefd. Een kleine ondernemer probeert zijn hoofd boven water te houden, terwijl hij steeds meer klandizie verliest aan het naastgelegen, supermoderne warenhuis. De spanning die dat oplevert, dreigt zijn familie te verscheuren. De Mol: ‘Er zijn weinig stukken die zo direct op de tijd zitten als De opgaande zon. Nederlandse bedrijven komen in buitenlandse handen, DSB valt om. Als je zijn thematiek ouderwets vind, dan lees je Heijermans te beperkt. We zijn nog steeds boos of verliefd. Er bestaan nog steeds armoede en rijkdom. Er zijn nog steeds generatieconflicten.’
Herkenbare thematiek, goedgemaakte stukken en menselijke personages. Dat zijn volgens de drie theatermakers de elementen die Heijermans nog steeds speelbaar maken. Toch komt vooral het realistische karakter van zijn stukken in deze tijd soms hopeloos ouderwets over. De Mol: ‘Op sommige gebieden zijn zijn stukken misschien verouderd, maar dat zijn Ibsen en Tsjechov ook. Elke schrijver heeft zijn eigen tijd aan zijn broek hangen.’ De vraag is hoe je daar als theatermaker mee om gaat: ‘De dingen die ik eruit gooi, hebben vaak te maken met toneelconventies uit die tijd. Zoals op- en afgangen, introductiezinnetjes. En dus die Swiebertje-dingen: “Wil je nog een kopje koffie, doe je je jas niet uit…”. In dat realisme van Heijermans moet je een abstractie zoeken. Als je teveel op dat realisme gaat zitten, wordt je gegarandeerd in die ouderwetse vorm gezogen.’ De Mol koos er daarom voor om de acteurs uitvergroot te laten spelen in een veel te kleine huiskamer. Sonneveld: ‘Je moet je stijl wel kiezen bij wat je wilt vertellen. Een realistische vorm kan verhullen waarover het stuk gaat.’ Bij Bonheur speelt De Meid wel in een realistische huiskamer, maar de vrouwenrollen worden gespeeld door mannen. Het publiek ziet dat de huiskamer slechts een toneeldecor is. Sonneveld: ‘Het stuk gaat over liegen. Daarmee gaat het voor mij ook over het eerlijk liegen dat toneelspelen is.’
De wijze kater is een geval apart, omdat het een sprookje betreft over een kat die begint te praten, raadsheer van een koning wordt en daarmee het onderscheid tussen wat mens is en wat dier op scherp zet. Daar is uit zichzelf al weinig realistisch aan. Jaap Spijkers: ‘We willen met de voorstelling meer vertellen dan dat simpele verhaaltje. Daarom vergroten wij het allemaal nog een beetje meer uit. Zodat het geen keurig sprookje wordt. Het is daardoor wel hedendaagser geworden.’
Onder dat realisme van Heijermans, zeggen de regisseurs, zitten wel degelijk stukken met eeuwigheidswaarde. Dat komt vooral doordat hij zo ongelooflijk Nederlands is. Sonneveld: ‘Zijn stukken zijn goed geschreven en gaan over universele zaken. Maar ze hebben vooral een heel Nederlands kader. Dat herkennen we. Die tikkende klok en dat kopje koffie zitten in ons DNA.’ Spijkers: ‘Een stuk als Op Hoop van Zegen zou je toch universeel-Nederlands kunnen noemen. Dat zoute water zit in ons bloed.’ Sonneveld: ‘We weten bij Heijermans altijd precies over wie het gaat. Over ons.’
Leave a Reply