In 2013 en 2015 maakte de Braziliaanse regisseuse Christiane Jatahy in Nederland indruk met de voorstellingen Julia en What if they went to Moscow. Het waren voorstellingen waarin de camera een prominente rol speelde. Dat is ook weer zo in The walking forest, te zien op het Holland Festival.
‘Een derde domein’, zo noemde Christiane Jatahy ooit de ruimte die ze creëert door film en theater met elkaar te combineren. Een nieuwe unieke plek die ontstaat door van beide media eigenschappen te lenen. De kenmerken van verschillende media vormen het dramaturgische uitgangspunt voor haar werk, waarmee ze een eigenzinnige visie biedt op de klassieke theatercanon.
In 2013 was op Noorderzon Julia te zien, Jatahy’s bewerking van Strindbergs Freule Julie. De regisseuse verplaatste de handeling naar het Brazilië van nu, waar een rijke blanke jongedame het aanlegt met de zwarte chauffeur. Film speelde in die voorstelling meerdere rollen. Eerder opgenomen filmmateriaal toonde wat zich voor de gebeurtenissen op het toneel had afgespeeld. Beveiligingscamera’s onthulden wat er gebeurde in de hoekjes en gaatjes van de toneelhuiskamer die voor het publiek onzichtbaar bleven. En een live aanwezige cameraman volgde de personages door het huis. ‘Via de bewakingscamera kijken we naar Julia zoals haar vader of de samenleving dat doet en zien we bovendien haar verleden. Met de live aanwezige cameraman hebben de personages weer een andere relatie: door met de cameraman te spelen, tonen ze ook aan hoe fictie en hoe sociale rollen tot stand komen’, vertelde Jatahy me toen.
De camera is in het werk van Jatahy geen passieve ‘intermediair’ die slechts beelden doorgeeft. Het is een handelende instantie die de fictie beïnvloedt, die actief ingrijpt op de theatrale handeling en daarmee op de betekenis van het getoonde. ‘We hebben als mens inmiddels een camera nodig om de realiteit te kunnen zien’, vertelt Jatahy per Skype vanuit haar geboorteland. ‘De medialisering van de werkelijkheid beschermt ons tegen de hardheid ervan. Tegelijkertijd creëert de camera zelf een nieuwe realiteit. Wat je op het scherm ziet, is immers de werkelijkheid niet. De camera creëert en verandert het narratief zo tegelijkertijd.’
Zeurend verlangen
In What if they went to Moscow – gebaseerd op Tsjechovs Drie zusters en vorig jaar te zien op het Holland Festival en Noorderzon – zag de toeschouwer de voorstelling twee keer. In de ene zaal speelde de theatervoorstelling, die door een camerateam werd gefilmd. Dit leverde beelden op voor de film die de andere groep toeschouwers in een andere zaal kreeg te zien. De camera zat in de film de zussen dicht op de huid, waardoor het zeurende verlangen dat zich onder de oppervlakte van de personages bevindt ontroerend door het filmscherm heen gutste. De filmkijker liet zich zo makkelijk verleiden om zich met de melancholie van de zusjes te vereenzelvigen en om net als zij zijn situatie als moeilijk en onveranderlijk te zien.
In de versie in de theaterzaal bleek het met die onveranderlijkheid wel mee te vallen, met dank aan het live-karakter van het theater. Nu zag de toeschouwer ineens wat het beperkte kader van de camera niet toonde: technici rolden knullig met het decor rond en de waterige melancholie-ogen bleken veroorzaakt door een mentholstick. Doordat de acteurs de voorstelling de tweede keer nooit precies hetzelfde kunnen spelen, ontstonden er bovendien kleine verschillen tussen de film en de voorstelling. De film die de toeschouwer te zien kreeg en die als de onvermijdelijke waarheid werd voorgesteld, bleek zo maar één van vele manieren om het leven van de zussen te spelen en te filmen. In het verlengde daarvan: het treurige leven van de zussen is niet onvermijdelijk, ze kiezen er zelf voor om het zo vorm te geven. Er zijn altijd alternatieven mogelijk. Zo creëert de camera in zowel Julia als in What if… inderdaad een derde domein: dat van de alternatieve mogelijkheden.
Jonge Brazilianen
In Jatahy’s vorige voorstellingen creëerde het derde domein nog alternatieven voor de fictieve personages. In The walking forest is het publiek zelf de hoofdrolspeler. In die voorstelling nemen camera en publiek dan ook weer een nieuwe positie. Jatahy: ‘In Julia filmde de camera alleen de personages. Het publiek zat achter de camera en keek toe. In What if… bevindt de toeschouwer zich zowel achter de camera als ernaast.’ De toeschouwer kijkt immers naar de fictieve film, maar maakt ook deel uit van het feestje voor Irina dat in het theater wordt gefilmd. ‘In de nieuwe voorstelling staat de camera midden in het publiek.’
Het publiek ziet een aantal interviews met (echte) jonge Brazilianen die vertellen over hun blik op de toekomst, maar het wordt ook gevraagd te handelen. Door die handelingen te filmen ontstaat opnieuw een derde domein: waren deze handelingen onvermijdelijk? Of waren er alternatieven mogelijk geweest? Door de theatrale installatie zowel te baseren op Shakespeares Macbeth als op de interviews wil Jatahy die vragen naar alternatieven bovendien verbinden aan het huidige politiek-economische systeem, zegt ze. ‘Toen Shakespeare zijn stuk schreef, was het symbool van macht de troon. Nu ligt de macht niet meer bij de troon, maar bij het geld. Mensenrechten lijden bijvoorbeeld onder de huidige economische situatie. Dat is waarom ik deze voorstelling wilde maken.’
Daarom ook bevinden zich in de voorstelling geen personages uit Macbeth maar echte mensen: het publiek en de geïnterviewden. ‘Julia ging ook over ongelijkheid en de verschillen tussen sociale klassen. Maar ik gebruikte de fictie die ik naar het Brazilië van nu vertaalde om er iets over te zeggen. Nu wilde ik niet bij de fictieve Julia, maar bij echte Julia’s binnen kijken. Ik sprak met jonge mensen door heel Brazilië en vroeg hun op welke manier hun leven veranderd was en hoe het breukvlak van die verandering er precies uitzag.’
Zo sprak ze met iemand wiens vader was gedood door de speciale militaire politie die de favela’s patrouilleert. Een tweede geïnterviewde vluchtte vanuit Congo naar Brazilië. En een derde was een van de medeorganisatoren van de grote demonstraties die in Brazilië plaatsvonden voorafgaand aan het WK voetbal twee jaar geleden. ‘Ook al had hij het alleen maar georganiseerd, hij verdween na een Kafkaiaans proces twee jaar achter de tralies van een van de strengste gevangenissen van Brazilië, waar vooral zware criminelen zitten. Alle drie deze jonge mensen geloven dat je, om dingen te kunnen veranderen, moet accepteren dat iedereen dezelfde rechten heeft. Maar ze weten ook dat het kapitalisme die rechten niet zal brengen, want de belangen om de zaken zo te houden als ze zijn, zijn te groot. Ze willen de wereld veranderen. Maar ze weten niet hoe. Dat is pessimistisch. Tegelijkertijd vechten zij ervoor die vragen wel te kunnen stellen.’
Steentje
En zo gaat ook The walking forest niet per se over Macbeth, maar over hoe we als samenleving omgaan met narratieven, media en werkelijkheid. Het stuk is slechts het startpunt. ‘Het spelen van Shakespeare is in deze voorstelling niet het allerbelangrijkste. Ik wil ook politici of bankiers er niet van beschuldigen dat ze Macbeth zijn. Het gaat me erom dat we nadenken over onze eigen verantwoordelijkheid voor wat er om ons heen gebeurt. Om te tonen dat Macbeth zich tussen ons en misschien wel in ons schuilhoudt.’
Het publiek krijgt door gebruik van film de mogelijkheid om alternatieve werkelijkheden te scheppen, in een derde domein. Kan kunst bijdragen tot verandering? ‘Ik weet niet of het theater echt iets kan veranderen. Ik denk wel dat het beweging kan uitlokken, al is het maar bij een individuele toeschouwer. Die beweging kan een steentje in de vijver zijn. Met steeds groter wordende golven als resultaat.’
The Walking Forest – foto: Aline Macedo
Leave a Reply