Het wordt krap in de kleine zaal – over de aanvragen bij het Fonds Podiumkunsten

Veel meer podiumkunsteninstellingen vroegen subsidie aan bij het Fonds Podiumkunsten dan waarvoor er geld is. Het toont de krapte aan voor kleine gezelschappen: er is minder ruimte en minder geld. Dat heeft gevolgen voor inkomens en voor kwaliteit. Geen subsidie, geen salaris.

Het zijn spannende en onzekere tijden voor Nederlandse theatergezelschappen. Er wordt namelijk weer subsidie verdeeld. Op 1 maart leverde een groot deel van hen een vierjarige subsidieaanvraag voor de periode 2017-2020 in bij het Fonds Podiumkunsten dat – naast het ondersteunen van muziekensembles en festivals – verantwoordelijk is voor de subsidiëring van de kleine gezelschappen en theatermakers als Orkater, Veenfabriek, Wunderbaum, Laura van Dolron en Boukje Schweigman.  Pas in augustus horen de gezelschappen waar ze volgend jaar aan toe zijn, maar uit de cijfers blijkt wel dat de kansen beperkt zijn. Er vroegen veel meer instellingen veel meer geld aan dan er (financiële) ruimte beschikbaar is.

Sowieso zit het Fonds niet ruim in haar financiële jasje. Met de cultuurbezuinigingen in 2013 raakte het 30% van zijn budget kwijt en moest het totaal aantal vierjarig gesubsidieerde instellingen (theatergroepen, dansgezelschappen, festivals en muziekensembles) in 2013 terugbrengen van 118 naar 80. Ondertussen is het Fonds ook nog verantwoordelijk voor een aantal andere financiële regelingen, zoals die voor jong theatertalent. Door die krapte is een langjarige subsidie voor veel groepen een onhaalbare droom. Ook als je geld krijgt, is dat bedrag beperkt.

Voor de beoordelingscommissies die de komende maanden gaan bepalen wie er subsidie krijgt en wie niet, wordt het in ieder geval een zware dobber. “De vraag is: hoe ondersteunen we als Fonds straks nog steeds de eredivisie van het theater”, zegt Henriëtte Post, directeur van het Fonds Podiumkunsten. “Alle groepen die nu een meerjarige subsidie ontvangen vragen opnieuw aan. Tegelijkertijd vragen gezelschappen die in 2013 werden afgewezen en nog steeds bestaan ook weer aan. Het wordt erg lastig om een groot aantal nieuwe groepen toe te laten.” Terwijl er een grote groep, veelal jonge, theatergroepen staat te trappelen om binnengelaten te worden.

Een van die nieuwkomers is De Theatertroep, een jong Amsterdams acteurscollectief. De afgelopen jaren timmerde de groep gestaag aan de weg en betaalden ze hun voorstellingen door hun dagelijks brood met ander werk te verdienen en per project steeds opnieuw subsidie bij elkaar te sprokkelen. “We werken allemaal onder bijstandsniveau”, zegt Theatertroeper Patrick Duijtshoff, “terwijl het vinden van voldoende geld heel veel tijd kost.” Theaters willen de groep graag programmeren en ze hebben hun nieuwe voorstelling ‘Driekoningenavond’ al een aantal keer verkocht, terwijl ze nu nog niet weten of ze wel voldoende geld bij elkaar krijgen om de voorstelling te maken. “En waar het dan uiteindelijk weer vanaf gaat, is ons salaris.”, zegt collega Timo Huijzendveld. Het is een manier van werken die op de lange termijn niet houdbaar is, vindt de groep, vandaar de langjarige aanvraag, ook al is de kans klein dat de aanvraag wordt gehonoreerd. Huijzendveld: “Er zijn veel groepen waarvan je nu al weet dat ze die er niet uit gaan gooien, omdat die de vorige keer voor het eerst geld hebben gekregen. Dan kun je dus uittellen dat er niet veel meer bij kan.”

Net zoals de Theatertroep niet zal stoppen met theater maken als hun aanvraag wordt afgewezen en met hen veel andere afgewezen groepen, zo ging ook een groot aantal groepen in 2013 door na hun afwijzing. Een groot aantal daarvan bestaat nog en vraagt nu opnieuw aan. “De vraag is”, zegt Henriëtte Post, “hoe ze het voor elkaar hebben gekregen om te overleven? Dat getuigt toch van een enorme veerkracht en passie, maar ook van een bereidheid tegen lage honoraria te werken. Dat kan niet anders.”

Je zou ook kunnen zeggen dat het systeem zichzelf kapot maakt, doordat theatermakers toch wel door blijven gaan, ook zonder geld, denkt Cees Debets, directeur van Theater aan het Spui in Den Haag waar veel Fondsgezelschappen te zien zijn. “Gezelschappen hebben na de bezuinigingen laten zien dat ze zich niet laten kisten en dat de sector veerkrachtig is. Maar op een gegeven moment is het op, dan is de boel uitgehold. Dat is een grote bedreiging. De echte slachtoffers daarvan gaan nog vallen.” Veel groepen werken op hun laatste reserves en houden het niet nog eens vier jaar vol om met beperkte middelen overeind blijven.

De uitholling doet bovendien iets met de artistieke kwaliteit die kleine theatergroepen kunnen leveren, ondanks het talent van de makers. Debets: “Je voelt de kramp van met te weinig budget moeten werken. De repetitieperiodes zijn eigenlijk te kort, er had meer aandacht aan het toneelbeeld kunnen worden besteed. Een voorstelling kan niet alleen maar uit sluitposten bestaan.”

Maarten van de Cammen van theaterbureau Via Rudolphi dat verschillende Fondsgezelschappen ondersteunt, is minder negatief. “We moeten elkaar niet in de put praten. Er is nog steeds maatschappelijke consensus over het feit dat kunstenaars moeten worden ondersteund. Met die beperkte middelen is er nog steeds een grote diversiteit aan theatergezelschappen mogelijk met allemaal een eigen stem en een eigen publiek. Dat weinige geld maakt bovendien inventief. Al is het soms inderdaad nauwelijks mogelijk nog goede arbeidsvoorwaarden te leveren of een goede marketingcampagne op te zetten.”

Je zou je ook de vraag kunnen stellen of er niet gewoon teveel gezelschappen zijn. Minder gezelschappen zouden van het Fonds meer geld kunnen krijgen. “We hebben besloten daar de komende periode niet voor te kiezen”, zegt Fondsdirecteur Post. “Voor de dynamiek en met het oog op de toekomst is het belangrijk dat er nieuw bloed in het systeem komt. Dan heeft de portefeuille met meerjarig gesubsidieerden een bepaalde omvang nodig. Die kan niet veel kleiner dan nu, zeker niet als je óók wilt dat die portefeuille divers is.” De diversiteit van het theaterlandschap, waarin zeer uiteenlopende vormen van podiumkunsten naast elkaar bestaan (van mime tot poppentheater en van experimentele dans tot teksttoneel), maakt het Nederlandse toneelbestel namelijk uniek in de wereld.

Dat voor al dat aanbod geen publiek zou zijn, zoals de politiek ten tijde van de bezuinigingen nogal eens beweerde, is ook niet zo, zeggen de betrokkenen. De Theatertroep zag de afgelopen jaren zijn bezoekersaantallen gestaag groeien. Voorstellingen in de kleine zaal van theatermakers als bijvoorbeeld Daria Bukvic en Fahd Larhzaoui waren de afgelopen seizoenen overal uitverkocht. Van der Cammen liet zijn boekhouder eens uitrekenen hoeveel bezoekers zijn groepen trokken. “Wij trekken met onze voorstellingen 50.000 bezoekers per jaar. Dat is net zoveel als een groot stadsgezelschap.”

Kader – BIS en Fondsen

 In 2009 werd er een nieuw financieringsstelsel voor de kunsten ingevoerd. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap financiert de zogenoemde Basisinfrastructuur van grote kunstinstellingen, zoals het Rijksmuseum, Nationale Opera en Ballet en negen grote stadstheatergezelschappen als Toneelgroep Amsterdam. De kleinere theatergezelschappen, muziekensembles en beeldende kunstinstellingen worden gefinancierd door een aantal cultuurfondsen. Voor de podiumkunsten is dat het Fonds Podiumkunsten. Kleinere instellingen konden daar tot 1 maart een aanvraag doen voor een vierjarige subsidiëring voor de periode 2017-2020.

De kunstbezuinigingen van 2013 kwamen voor een groot deel bij deze fondsen terecht. Het Fonds Podiumkunsten raakte 30% van zijn budget kwijt. Het heeft elk jaar 25,4 miljoen te besteden voor de meerjarige subsidiëring van gezelschappen, festivals en ensembles. Daarnaast zijn er regelingen bijvoorbeeld ter ondersteuning van jong podiumkunstentalent. Ter vergelijking: Nederlandse Opera & Ballet krijgt 25 miljoen euro per jaar van de Rijksoverheid in zijn eentje.

Gezelschappen die niet langjarig gesubsidieerd worden, kunnen projectsubsidie aanvragen, private fondsen aanschrijven of sponsors zoeken. Ook daar is er krapte. De druk op private fondsen is hoog en sponsors en mecenassen blijven, anders dan de overheid in 2013 hoopte, echter stevig de hand op de knip houden.

 

Comments

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.