Twee generaties, dezelfde oorlog. Marjolijn van Heemstra en Helmert Woudenberg maken allebei een voorstelling over een familielid met een twijfelachtig oorlogsverleden. Maar hun blik op die oorlog verschilt. “Misschien moeten we de oorlog een beetje ontheiligen”.
Ze draagt de ring met het familiewapen elke dag. Marjolijn van Heemstra (1981) kreeg hem via een omweg van haar verre oom kapitein F.J.J. van Heemstra die in de Tweede Wereldoorlog deel uit maakte van het verzet. Na de bevrijding was hij nog betrokken bij een bomaanslag op een vermeende NSB’er. Op Sinterklaasavond 1946 koste die aanslag drie mensen het leven: het doelwit, maar ook diens vrouw en dienstmeisje. Van Heemstra werd gepakt, betuigde spijt en verhuisde naar Spanje.
Marjolijn van Heemstra kende het verhaal van haar oom in eerste instantie alleen als het schelmenverhaal zoals dat binnen de familie werd verteld, zegt ze. “Het klonk allemaal nogal onschuldig. In sommige familieversies vielen er zelfs geen slachtoffers. Die afrekening zag ik daardoor nooit als iets slechts. ‘Bommenneef’ stond in de familie aan de ‘goede kant’.”
Pas toen ze zich meer in het verhaal ging verdiepen, bleek het allemaal een stuk minder onschuldig. Zo was helemaal niet zeker of het slachtoffer wel een NSB’er was. De guitige heldendaad van haar oom, bleek ineens veel meer op gewelddadige terreur te lijken. “Ik voelde een verantwoordelijkheid om dat verhaal goed uit te zoeken.”, zegt ze. Juist omdat ik 25 jaar genoegen heb genomen met dat heldenverhaal.” In de voorstelling ‘Bommenneef’ probeert ze een reconstructie van de actie van haar oom te maken samen met acteur Herman Gillis, die kapitein Van Heemstra speelt.
Tegelijkertijd met ‘Bommenneef’ tourt de voorstelling ‘Landverrader’ langs de theaters, waarin ook acteur Helmert Woudenberg (1945) een twijfelachtig familielid opvoert. Zijn grootvader Hendrik Jan Woudenberg was tijdens de oorlog de leider van het Nederlands Arbeidersfront, de NSB-vakbond. Woudenberg, opgegroeid als orthodox christelijke boerenzoon, trok zich het lot van de arbeiders aan, maar als christen had hij niets op met het atheïstische socialisme. In het Nationaalsocialisme zag hij wel een mogelijkheid iets voor de arbeider te betekenen. Eenmaal aangesteld als leider van de Nationaalsocialistische vakbeweging merkte hij hoe weinig ruimte hij had om echt iets voor elkaar te krijgen. “Mijn grootvader besefte dat tenslotte dat hij weinig zou bereiken, op een paar kleine verbeteringen in de omstandigheden voor de in Duitsland tewerkgestelden na. Hij was geen antisemiet, maar zag zich wel gedwongen antisemitisch beleid uit te voeren. ‘Ik heb me vergaapt aan de mooie façade zonder te zien wat daar achter zat’, zei hij later.”
Woudenberg woonde een tijdje bij zijn grootvader toen hij aan de toneelschool studeerde. De weduwe Rost van Tonningen kwam er wel eens een kaartje leggen. Toch was hij niet geïnteresseerd in het verleden van zijn opa, ook al wilde die er graag over vertellen. Pas later maakte hij enkele toneelsolo’s over de morele schaduwkanten van de oorlog, zoals in ‘De jodenverraadsters’, ‘De hel’, ‘Übermensch’ en ‘Waterman’. En nu dus ‘Landverrader’. “Ik moest zeventig worden om genoeg afstand te hebben om iets over mijn grootvader te maken”, lacht Woudenberg. “Ik heb alles gelezen wat hij na de oorlog heeft geschreven. Als hij nog had geleefd, had ik hem de oren van zijn hoofd gevraagd. ‘Is dit echt allemaal waar?’”
Hij wil niet oordelen over zijn grootvader, zegt hij. Hij maakt liever het publiek aan het twijfelen door iemand waar iedereen wel een stevige mening over heeft genuanceerd te portretteren door hun verschillende kanten te laten zien. “Ik beschuldig mijn grootvader niet, maar praat ook niets goed.” Van Heemstra wil vooral haar oom beter begrijpen: “In de voorstelling gaat het er ook over dat zijn verhaal me steeds uit de vingers glipt. Je kunt een mens niet zo gemakkelijk samenvatten. Een mens heeft zowel een held en een terrorist in zich.” Woudenberg: “Niemand kiest na een zorgvuldige beredenering een bepaalde kant. Dat gaat veel gevoelsmatiger.”
Omdat het om familie gaat, komt de morele complexiteit van de oorlog dichterbij, denken beide theatermakers. “Je kunt over de NSB lezen”, zegt Woudenberg, “maar het is iets anders als je iemand kent die de oorlog aan den lijve heeft ondervonden. Het maakt het gruwelijker en gewoner tegelijkertijd. Dat Rost van Tonningen met mijn opa klaverjasde maakt de morele twijfelachtigheid zowel betrekkelijker als juist huiveringwekkender.” “Daarom doe ik mijn ring niet af, ook al krijg ik er steeds meer moeite mee”, zegt Van Heemstra. “Het is goed je er van bewust te zijn dat ook je eigen geschiedenis niet van alle smetten vrij is. Het is een cliché, maar het lijkt soms of iedereens familie in de oorlog uit helden bestond. Dat lijkt er bij mensen maar moeilijk uit te rammen.”
Het is immers veel eenvoudiger om de wereld in simpel goed en kwaad op te delen, denkt ze. “Het verhaal dat ik in mijn familie over mijn oom hoorde was heel prettig: mijn oom nam de goede positie in tegenover het ultieme kwaad. Hoe wij kijken naar goed en kwaad is doordrongen door zulke oorlogsverhalen.” Ook op school leerde ze over de oorlog als moreel ijkpunt (“Dit nooit weer…”) in zwart-wit tinten. “Maar het was niet zo simpel. Er vielen onschuldige slachtoffers. Er gingen verzetsmensen na de oorlog gewoon door. Er werden daarna nog mensen zonder proces door hun hoofd geschoten.”
Van Heemstra is onderdeel van een generatie die in een veilig Nederland opgegroeide en voor wie de oorlog inmiddels relatief verre geschiedenis is. De huidige chaotische tijd is voor haar een bril waarmee ze de morele complexiteit van de oorlog beter kan begrijpen. “De dreiging van geweld, het gevoel van onmacht en verlies, ze zijn niet meer zo dichtbij geweest sinds de oorlog. Voor het eerst hebben we weer het gevoel dat wij ook doelwit zijn. Dat doet iets met mensen. Door met die ogen terug te kijken kan ik de chaos toen veel beter invoelen, snap ik veel beter dat het niet zo overzichtelijk was als wij geleerd hebben.”
Voor Woudenberg, opgegroeid vlak na de oorlog, is de oorlog wel nog steeds een bril om mee naar het heden te kijken. Niet voor niets liet hij in zijn voorstelling ‘Üntermensch’ Hitler via citaten uit ‘Mein Kampf’ aan het woord, maar verving hij het woord ‘joden’ door een neutraler ‘hen’. “Er is niemand die op dit moment bij ‘hen’ dan niet aan moslims denkt.” Met een crisis, werkloosheid, het opkomend nationalisme, vluchtelingenkampen is de oorlog weer actueel, denkt hij. “Dat nationalisme, met zijn ‘Nederland voor de Nederlanders’, de gulden terug, dat is echt de pest.”
Het verontrust Van Heemstra dat ze door de huidige tijd meer in geweld is gaan geloven. “Onder andere dankzij IS is mijn tolerantie richting geweld groter geworden, terwijl ik vroeger pacifistisch was. Ik wil helemaal niet zo denken. Maar we zien nu kanten van de mens die zo abject zijn, dat je het doodschieten van die abjecte mensen als enige oplossing ziet.”
Daarmee verdwijnt ook de oorlog als moreel ijkpunt langzaam uit het zicht, zeker voor generaties die de oorlog niet meer hebben meegemaakt. Van Heemstra: “Ik heb het gevoel dat elke aanslag de Tweede Wereldoorlog verder weg doet zakken in ons geheugen. We krijgen met morele dilemma’s te maken die we niet meer aan die oorlog kunnen koppelen.” Woudenberg: “Er komen andere ijkpunten. Parijs. De oorlog in Syrië. Het lijkt nu een chaos die niet te beteugelen is. Eigenlijk zoals dat vlak na de oorlog ook zo was.”
foto: Paul Hoes
Leave a Reply