De Commissie Ter Horst deed in het najaar van 2015 onderzoek naar het publieksbereik van het Nederlandse gesubsidieerde toneel. Ik was secretaris van de commissie. Hieronder de inleiding en de samenvatting van het rapport. De volledige tekst kunt u hier vinden.
Zonder publiek bestaat er geen theater. Theater drijft immers op gemeenschappelijke ervaring en verbeelding. Er moeten mensen in de zaal zitten die meegaan in de fantasie van de theatermaker, die even geloven dat dat lege toneel een echt bos is en de acteur een koning. Zonder het publiek is een leeg toneel een leeg toneel en de acteur een doodgewoon mens op een verhoging. Theatermakers zijn daarom altijd op zoek naar een publiek; zonder toeschouwers is wat ze doen betekenisloos.
Maar het publiek is geen stabiel gegeven. De samenleving verandert en het publiek verandert mee. Samenstelling, smaakvoorkeur en vrijetijdsgedrag zijn voortdurend aan beweging onderhevig. Met die ontwikkelingen verandert ook telkens de betekenis van het theater voor dat publiek.
Hoe moet de theatersector omgaan met die veranderingen? Hoe blijven mensen in een overvolle vrijetijdsmarkt in theater geïnteresseerd? Waar zijn de nieuwe publieksgroepen die de voorstellingen misschien óók graag willen zien? De theatersector denkt na over deze kwesties en onderneemt hier en daar ook actie. Maar die acties zijn versnipperd en good practices worden te weinig gedeeld.
Vandaar dat de schouwburgen en toneelgezelschappen, verenigd in de brancheverenigingen NAPK (Nederlandse Associatie voor de Podiumkunsten) en VSCD (Vereniging voor Schouwburg- en Concertgebouwdirecties) een onafhankelijke commissie van buiten de theatersector hebben gevraagd de relatie tussen het publiek en het toneel te analyseren en aanbevelingen te doen voor een sterkere verbinding tussen die twee. Die commissie bestaat uit voorzitter Guusje ter Horst (oud-minister van Binnenlandse Zaken en oud-burgemeester van Nijmegen), Rinda den Besten (oud-wethouder van Utrecht en voorzitter van de PO-raad), Sadik Harchaoui (directeur van Stichting Society Impact) en Ryclef Rienstra (directeur van de VandenEnde Foundation).
De commissie vindt de in de sector gevoelde noodzaak om een groter publiek te trekken bemoedigend. Het gesubsidieerde toneel wordt immers gefinancierd uit publiek geld en dus moet er bewust worden gekeken hoe voor dat aanbod nieuwe publieksgroepen kunnen worden gevonden. Niet alleen omdat de kwaliteit van het Nederlandse theater dat waard is, maar ook omdat een groter en diverser publiek het maatschappelijk draagvlak voor de kunstvorm vergroot. De commissie heeft ook geconstateerd dat die beweging richting een groter publiek traag verloopt, deels als gevolg van gebrekkige samenwerking. Dat is zorgelijk, want de tijd dringt. In tijden van snelle verandering is stilstand achteruitgang.
Er liggen genoeg kansen voor de toneelsector. Er blijkt een groot potentieel publiek voor het toneel te zijn, dat nu nog te weinig wordt bereikt. Om de drempels voor dat publiek te verlagen is het nodig dat gezelschappen en theaters veel beter samenwerken dan nu het geval is. Er vinden interessante initiatieven plaats om meer publiek te bereiken, maar de successen worden te weinig gedeeld. De bijzondere niet-alledaagsheid van het toneel, waar publiek en kunstenaars zich samen in een ruimte bevinden en waar live de collectieve verbeelding van het publiek wordt aangesproken, leent zich uitstekend voor een gezamenlijke marketingcampagne van theaters en gezelschappen.
Werkwijze
In twee maanden voerde de commissie vier rondetafelgesprekken en hield ze verschillende interviews met deskundigen uit het toneelveld en aanverwante sectoren. De leidende vraag tijdens de gesprekken was: hoe kan het gesubsidieerde toneel een groter en diverser publiek trekken en welke knelpunten worden daarbij ervaren? Die vragen impliceren dat het publiek op dit moment onvoldoende divers is en groter kan zijn. Dat wordt bevestigd door het veld; het huidige publiek voor het Nederlandse gesubsidieerde toneel is voor het grootste deel hoogopgeleid en cultureel weinig divers. De gesprekken die de commissie voerde vormen de basis van deze verkenning en aanbevelingen. Daarbij viel op hoe weinig harde of heldere gegevens er over de sector zijn. Goede cijfers en data ontbreken. Wil de sector zelf ook meer zicht krijgen op de stand van zaken, dan zullen eerst de cijfers op orde moeten zijn.
De tijd die de commissie kreeg om haar opdracht uit te voeren, was kort. Daarom is ervoor gekozen om het veld stevig af te bakenen. De commissie besloot zich voor dit rapport te beperken tot een verkenning van de relatie tussen het gesubsidieerde toneel en zijn publiek. In dit rapport wordt daarom onderscheid gemaakt tussen theater en toneel. Met het eerste wordt het bredere aanbod in het theater bedoeld, waaronder ook dans, cabaret, musical, concerten enzovoort. Met het laatste wordt het gesubsidieerde toneelaanbod bedoeld, waarop deze verkenning zich richt. Met die afbakening blijven belangrijke kwesties evenwel onbesproken, zoals bijvoorbeeld de relatie tussen het commerciële en het gesubsidieerde theateraanbod. Gedetailleerder vervolgonderzoek is gewenst.
De commissie opereerde onafhankelijk van de brancheverenigingen. In de voorbereiding van de gesprekken en in de gedachtevorming werd de commissie bijgestaan door een begeleidingscommissie waarin zowel theaters als gezelschappen vertegenwoordigd waren.
Samenvatting
Het aantal bezoekers aan gesubsidieerd toneel is al jaren relatief stabiel. Toch is er een groot potentieel aan mogelijke bezoekers. Zo zegt 51 procent van de Nederlanders in principe in toneel geïnteresseerd te zijn, maar gaat uiteindelijk slechts 17 procent wel eens naar toneelvoorstellingen. De belangrijkste redenen waarom bezoekers niet gaan, zijn het veronderstelde risico iets te zien wat niet bij hen past, het gebrek aan herkenbare (cultureel diverse) verhalen en een gebrek aan urgentie om een kaartje te kopen.
Om dat potentiële publiek toch over die drempels te tillen, moeten gezelschappen en theaters de bezoeker veel meer zien als burger binnen een specifiek maatschappelijk netwerk, in plaats van als (alleen) een consument die een avondje uit gaat. Theaters en gezelschappen kunnen beter samenwerken om het juiste publiek bij de juiste voorstelling te vinden, om aan te sluiten bij de belevingswereld van het publiek en ook om als theater of gezelschap herkenbaarder te zijn voor potentieel geïnteresseerden. Daarvoor is de medewerking van overheden die verantwoordelijk zijn voor de financiering van theaters en gezelschappen onmisbaar.
Aanbevelingen voor een breder en diverser publiek
Brancheorganisaties
– Investeer in gezamenlijk, continu, kwalitatief en kwantitatief publieksonderzoek, al dan niet met hulp van partners buiten de toneelbranche.
– Ontwikkel een gezamenlijke visie op de waarde van toneel ten behoeve van een collectieve campagne om toneel beter op de kaart te zetten.
– Werk het idee van de Podiumpas verder uit en betrek daarbij zoveel mogelijk theaters en gezelschappen.
Theaters
– Investeer in de toegankelijkheid van het theater en in de maatschappelijke functie ervan en maak gebruik van de veelzijdigheid van het gebouw.
– Investeer in kennis over de maatschappelijke vraagstukken die in de regio spelen, over de verschillende sociale netwerken en over de sleutelfiguren binnen die netwerken om zo het aanbod beter bij de juiste doelgroep te krijgen.
– Investeer in de culturele diversiteit van de organisatie en houd je aan de Code Culturele Diversiteit. Investeer in kennis over specifieke culturele netwerken om beter aan te sluiten op de belangstelling van een cultureel divers publiek.
– Doe niet allemaal hetzelfde. Kies als theater een voor het publiek herkenbaar en helder profiel dat aansluit bij de bevolkingssamenstelling van de regio en stem het aanbod van de verschillende schouwburgen binnen een regio op elkaar af. Dat kan betekenen dat er minder, maar wel specifieker wordt geprogrammeerd.
– Werk nauwer samen met gezelschappen en collega-theaters die aansluiten bij het gekozen profiel.
Gezelschappen
– Bedenk voorafgaand aan het maken van een voorstelling welke toeschouwers in die voorstelling geïnteresseerd kunnen zijn vanwege het onderwerp en de thematiek. Investeer in het zoeken naar dat publiek en deel informatie over het publieksprofiel en de thematiek van de voorstelling met de theaters.
– Maak werk van de culturele diversiteit van de cast, de verhalen die worden verteld en de eigen organisatie. Houd je aan de Code Culturele Diversiteit.
– Investeer in een duurzame relatie met het publiek die langer standhoudt dan de avond van de voorstelling.
– Spreek met theaters waarvan het profiel aansluit bij het gezelschap langere speelperiodes af.
– Betrek de acteurs nauwer bij de marketing van de voorstelling. Zij zijn immers hét gezicht van de voorstelling.
Gezelschappen en theaters
– Gezelschappen weten welk publiek bij welke voorstelling past, theaters kennen de specifieke samenstelling en wensen van hun publiek. Deel die kennis intensief met elkaar om de communicatie en marketing zo effectief mogelijk af te stemmen.
– Werk samen bij het inbedden van de voorstelling in een bredere context, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van een serie voorstellingen rond een thema of contextprogramma’s.
Jeugd en scholen
– Ga als gezelschappen en scholen relaties met elkaar aan die verder gaan dan alleen die ene schoolvoorstelling. Leer op die manier elkaars wensen, vraag en aanbod beter kennen. Investeer in die relaties op lokaal en op landelijk niveau.
– Ontwikkel het aanbod voor scholen in overleg met die scholen en de (lokale) overheid en ontwikkel aanbod dat aansluit op de adviezen van het Platform Onderwijs2032.
– Zie ook kinderopvang als mogelijkheid om als gezelschap of theater bij aan te sluiten.
– Ook kinderen hebben behoefte aan gidsen en ambassadeurs, investeer daarin.
– Introduceer een gidsfunctie zoals We Are Public voor kinderen, ouders en scholen.
Aanbevelingen voor het oplossen van knelpunten
Brancheorganisaties
– Maak meer werk van nauwere samenwerking tussen de brancheorganisaties, inclusief die van de vrije theaterproducenten.
– Niet alle theaters en gezelschappen zijn nu aangesloten bij de brancheorganisaties. Streef daarom naar een grotere representativiteit van het ledenbestand.
– Breng duidelijkheid aan in de beschikbare kwantitatieve en kwalitatieve gegevens. Stem de informatieverzameling beter af. Verzamel alle beschikbare gegevens samen in een database waaruit iedereen kan putten om kennisdeling en samenwerking te bevorderen.
Jeugd en scholen
– Investeer als theatergezelschappen gezamenlijk in de kennisvergroting binnen lerarenopleidingen en bij cultuurcoördinatoren op scholen. Benut tegelijkertijd de kennis die de coördinatoren over de scholen hebben.
– Bepleit bij gemeenten de waarde van intermediairs die bemiddelen in vraag en aanbod op het gebied van cultuureducatie.
Gemeenten
– Zie de schouwburg als een maatschappelijke instelling in plaats van (alleen) een uitgaansgelegenheid die vooral renderend moet zijn. Reken daarom theaters niet alleen af op hun eigen inkomsten of hun bezoekerscijfers, maar ook op hun maatschappelijke impact.
– Heroverweeg de bouwplannen voor nieuwe theaters. Investeer alleen in nieuwe theaterzalen na een grondige en realistische analyse van het potentiële publiek, de continuïteit van geschikt aanbod, exploitatie op langere termijn en beschikbaarheid van voldoende middelen voor programmering en onderhoud.
– Investeer in de maatschappelijke functie van het theater door ruimere programmeringsbudgetten.
– Zorg, al dan niet in samenwerking met de provincie, voor intermediairs die bemiddelen tussen vraag en aanbod op het gebied van cultuureducatie.
Rijksoverheid
– Stimuleer samenwerking binnen de sector, onder andere door budget beschikbaar te stellen voor de opzet en aanloopkosten van permanent grootschalig publieksonderzoek.
– Beloon samenwerking binnen de sector, maar ook samenwerking tussen de theaters en de gezelschappen en andere maatschappelijke instellingen.
– Toneelbeleid is maatwerk. Geef gezelschappen, zowel in de Basisinfrastructuur als bij het Fonds Podiumkunsten, meer beleidsmatige ruimte om zich te profileren door te dwingende eisen los te laten. Maak het gezelschappen mogelijk zich te profileren, flexibeler plannen te bedenken, langere series te spelen, makkelijker reprises op te nemen of op andere plekken te spelen.
– Bewaak de gevarieerdheid van het toneellandschap. Geef het Fonds Podiumkunsten daarom meer beleidsvrijheid. Laat de strikte scheiding van disciplines los om interdisciplinaire podiumkunsten meer mogelijkheden te geven.
– Evalueer het huidige idee van spreiding en volg het advies van de Raad voor Cultuur om stedelijke regio’s meer initiatief te geven binnen een meer decentraal cultuurbeleid. Spreid niet alleen producties maar ook makers over het land.
– Stem het cultuurbeleid en de verschillende verantwoordelijkheden daarbinnen goed af met de lagere overheden.
– Zorg voor een grotere culturele diversiteit binnen de organisaties van subsidiegevers en binnen de beoordelingscommissies.
Leave a Reply