Nadat de installatie ‘Wanna play?’ van Dries Verhoeven in Berlijn voortijdig moest worden gestopt, is hij nu in aangepaste versie op SPRING in Utrecht te zien. Hoe ver mag kunst in de openbare ruimte eigenlijk gaan? “Het makkelijke antwoord is: zo ver als mag van de wet.”
Het begon met een boze man. Toen ontbrandde het protest op internet. En uiteindelijk moest het project ‘Wanna play?’ van kunstenaar Dries Verhoeven vroegtijdig worden gestopt.
De dagen daarvoor had Verhoeven doorgebracht in een huiselijk ingerichte glazen container op de Berlijnse Heinrichplatz. Van daaruit had hij via de homodatingapp Grindr contact gelegd met mannen uit de omgeving om hen uit te nodigen in zijn container. Niet om seks te hebben, maar om een gesprek te voeren over intimiteit in tijden van internet. De voorbijgangers op het plein hadden de internetconversaties en de bijbehorende foto’s via schermen kunnen volgen, al waren die geanonimiseerd om herkenning te voorkomen.
Het idee achter ‘Wanna play?’, dat vanaf vandaag op het Utrechtse Festival SPRING is te zien, was om uit te zoeken wat de vervaging tussen privéruimte en publieke ruimte voor gevolgen heeft voor kwetsbare zaken als liefde en intimiteit. “Op internet bewegen zich dezelfde mensen als op straat.”, zegt Verhoeven. “Toch zijn de codes er zodanig anders dat we internet ervaren als een privéruimte. Tot de baas je confronteert met je foto’s op Facebook.” In het geval van Grindr is die grens nog pregnanter, omdat de app op het regelen van een seksafspraakje is gericht. Mannen presenteren zich daar seksueel, als was het een privéruimte. “Een gouden regel is dat hoe meer sexy en zorgeloos je jezelf presenteert, des te meer aandacht je krijgt. De vraag is of die online etalage daadwerkelijk contact in het echte leven niet in de weg staat.”
Een voorbijganger die zichzelf in Berlijn herkende in de foto’s en conversaties was niet zo geïnteresseerd in dat soort kunstzinnige vragen. Hij was bang dat anderen hem zouden kunnen herkennen en voelde zich “digitaal verkracht”. Hij kwam verhaal halen en dat wakkerde protest tegen ‘Wanna play?’ aan. Het zou homo’s in de val lokken om hen te stigmatiseren. Toen op internet werd opgeroepen de container te vernielen en er ’s nachts daadwerkelijk een ruit sneuvelde, besloot Verhoeven het project stop te zetten. Verhoeven: “Niet omdat ik het eens was met het protest. Maar ik realiseerde me dat ik het geschapen beeld van de arrogante kunstenaar die onder het mom van kunst bewust mensen kwetst, zou bevestigen als ik door zou gaan.” Bovendien was zijn veiligheid en die van de mannen die hem bezochten niet langer te garanderen. Voor Utrecht werd ‘Wanna play?’ dan ook aangepast: herkenning is nu bijvoorbeeld echt niet meer mogelijk.
Verhoevens werk roept wel vaker controverse op, zoals het project ‘Ceci n’est pas’ (2013) dat in verschillende Europese steden commotie veroorzaakte. Verhoeven toonde in een vitrine in een drukke winkelstraat een serie controversiële tableau-vivants. Zo bevond zich onder de titel ‘Ceci n’est pas de l’histoire’ een zwarte man in de vitrine die tussen de pepernoten acrobatische kunstjes deed. En ‘Ceci n’est pas mon corps’ toonde een bejaard naakt vrouwenlichaam met het masker van een jonge vrouw. Dat laatste beeld werd in Helsinki door de politie van de straat gehaald, wat weer leidde tot een Finse maatschappelijke discussie over waarom een ouder wordend lichaam in de openbare ruimte als schokkend wordt ervaren.
Het is niet zijn bedoeling om mensen tegen het zere been te schoppen met zijn installaties, vertelt Verhoeven, maar juist om een publiek gesprek te starten, zoals in Finland gebeurde. Daarom werkt hij zo graag in de openbare ruimte. “In het theater zitten toch de mensen die het al met je eens zijn. In de openbare ruimte kan ik ook communiceren met mensen die dat misschien helemaal niet zijn. Die nietsvermoedende voorbijganger wordt gedwongen om zijn positie te bepalen ten opzichte van iets dat afwijkt van zijn alledaagse werkelijkheid.” Dat is belangrijk, zegt Verhoeven, want de openbare ruimte is nauwelijks nog een afspiegeling van de samenleving, omdat alles wat controversieel zou kunnen zijn eruit is verwijderd. “De publieke ruimte is steeds schoner geworden. Dus als iemand zich aan de norm onttrekt, wordt dat als schokkend ervaren.” Alles wat van de norm afwijkt is verplaatst naar het virtuele en het privédomein: “We willen onze kinderen beschermen tegen blote borsten op straat, maar wat die kinderen allemaal op hun telefoon zien, hebben ouders niet in de hand.”
Door in de openbare ruimte beelden te tonen waar je iets langer over na moet denken, omdat ze niet in die ruimte lijken te passen, hoopt Verhoeven dat mensen bewust worden van de dagelijkse blik waarmee ze naar de wereld kijken. “Hoe je naar de wereld kijkt, is geen vaststaand gegeven. Het is ingegeven door de tijd waarin je leeft. Kunst kan aan die blik morrelen en heeft zo een functie in het publieke debat. Ik vind niet dat kunst per definitie rumoer moet veroorzaken. Maar als je de voorbijganger wilt verwarren, dan leidt dat soms tot ‘collateral damage’.”
Vindt hij dat er grenzen zijn die de kunstenaar in acht zou moeten nemen? “Het makkelijke antwoord is: de wet geeft de grenzen aan. Maar als je kunst maakt om alleen te choqueren of de ander pijn te doen, dan ga je aan je doel voorbij.” Daarom vindt Verhoeven het ook belangrijk dat hij aanspreekbaar is op zijn werk. “Als jij vindt dat wat ik doe belachelijk is, dan heb ik te luisteren naar wat jij te zeggen hebt.”
foto: Sascha Weidner
Leave a Reply