‘Sterven is doodeenvoudig, iedereen kan het’, stelde de dit weekend overleden filosoof René Gude. De dood is inderdaad de grote gelijkmaker. Je sekse, je seksuele voorkeur, je politieke kleur, of je het in je leven hebt gemaakt of niet: voor de onvermijdelijkheid van het sterven doet het er niet toe. Dat maakt het leven ook tot zo’n fragiele, beangstigende en bij vlagen eenzame onderneming.
In de voorstelling ‘Angels in America’ weten de theatermakers van Toneelgroep Oostpool deze existentiële rode draad te vangen in een ongelooflijk mooie en troostrijke theateravond, die tegelijk meer is dan een avondje toneel. ‘Angels’ is vooral ook een ontroerend ritueel waarin we samen kijken naar dat waar we allemaal individueel bang voor zijn.
Aan worstelende personages heeft ‘Angels in America’ (in 1993 geschreven door de Amerikaanse toneelschrijver Tony Kushner) geen gebrek. Bij de conservatieve machoadvocaat Roy Cohn wordt aids geconstateerd, maar volgens hem is het leverkanker. Hij gaat niet dood aan een homoziekte. De jonge mormoonse Harper durft het huis niet meer uit en droomt zich, geholpen door vuisten valium, een ander universum bij elkaar. Rechtbankmedewerker Louis kan eindeloos discussiëren over democratie en het falen van het neoliberalisme, maar neemt de benen als zijn vriend Prior aftakelt door zijn hiv-besmetting. Hun verhalen weeft Kushner samen tot een magisch-realistisch mozaïek waarin ook engelen en ander fantasievolk zich tussen de levenden mengt.
Regisseur Marcus Azzini laat zijn acteurs hun complexe personages met een prettige lichtheid spelen. Daardoor blijf je vier uur lang moeiteloos aan hun lippen hangen. Zo is Maria Kraakmans Harper niet alleen maar tragisch, ze beleeft ook een maf soort aanstekelijk plezier aan haar valiumtripjes.
Naast het knap spelende ensemble is er ook een hoofdrol weggelegd voor het onwaarschijnlijk prachtige decor van ontwerper Theun Mosk. Hij ontwierp een aarden speelvloer met daarachter een spiegelwand die het toekijkende publiek spiegelt en daarmee de theateravond tot een gedeeld ritueel transformeert. In die aarde, waarmee de personages onontkoombaar besmeurd raken, lijken hun lichamen extra kwetsbaar. Maar hoezeer ze zich in het zicht van de dood ook bang en eenzaam voelen, ze zijn nooit echt alleen. Wij kijken naar ze en daarmee naar onszelf, op het toneel en op de tribune. Het sterven zelf zullen we straks helemaal alleen moeten doen. Maar tot op het allerlaatste moment zijn we niet alleen. Dat is een even mooie als troostrijke gedachte.
foto: Sanne Peper
Leave a Reply