De Iraanse regisseur Amir Reza Koohestani bewerkte ‘Ivanov’ van Tsjechov tot een voorstelling over de passiviteit van een jonge generatie Iraniërs. Toch valt met kunst de samenleving wel degelijk te veranderen, denkt hij. In Iran althans. “De vraag is of je tevreden moet zijn met de Europese vrijheid van expressie.”
Zijn slaapbank is zijn universum. Waar zou hij anders heen moeten? Ivanov heeft in ieder geval niet het idee dat hij ook maar iets aan de wereld zou kunnen veranderen. Dan kan je er maar beter comfortabel bij gaan zitten.
De Iraanse regisseur Amir Reza Koohestani (1978) bewerkte ‘Ivanov’ van Anton Tsjechov voor zijn Mehr Theatre Group vanuit een fascinatie voor de bijna agressieve passiviteit van een hoofdpersonage dat nooit handelt. De binnen en buiten Iran veelvuldig geprezen voorstelling is de komende weken in verschillende Nederlandse theaters te zien in het kader van de Get Lost-serie.
Ivanov zit in de schulden, zijn vrouw die alles voor hem heeft opgegeven gaat dood aan tuberculose en het jonge buurmeisje Sasha wordt verliefd op hem. Het wordt hem allemaal teveel, waarna hij besluit maar gewoon niets meer te doen. Wat zijn problemen alleen maar groter maakt. In de regie van Koohestani komt Ivanov nog nauwelijks van zijn bank. “Ivanov heeft opgegeven”, zegt de regisseur. “In mijn visie is dat een daad van agressie en protest. Het is wreed om niets te doen.” Want vooral anderen zijn daar het slachtoffer van.
Koohestani bewerkte Tsjechovs tekst vlak na de Groene Revolutie van 2009: in Iran braken grote protesten uit na de herverkiezing van de conservatieve president Ahmedinedjad. Nadat de protesten stuk liepen op een onbuigzame overheid, raakten Iraanse jongeren hun geloof in verandering kwijt. Koohestani: “Ze raakten teleurgesteld en voelden dat ze nog maar twee opties hadden: naar het buitenland gaan of zich bij de situatie neerleggen en weer aan het werk gaan.” De Ivanov in de voorstelling van Koohestani heeft continu een Engelse talencursus op zijn koptelefoon aan staan, maar van vertrekken komt uiteindelijk niets.
Bijna was ‘Ivanov’ niet opgevoerd, vertelt Koohestani. “Mijn eerdere voorstelling ‘Where Were You on January 8th?’ ging heel direct over de Groene Revolutie en daar was de overheid uiteraard heel kritisch op. In eerste instantie mocht ik ‘Ivanov’ daarom helemaal niet spelen.” Pas toen een groep medekunstenaars brieven ging schrijven aan het ministerie van cultuur, versoepelde de houding. “Zelfs de eigenaar van het koffiehuis van het theater waar we zouden spelen, schreef een brief dat hij op deze manier zijn klandizie zou mislopen.” De censuurcommissie kwam uiteindelijk vier keer naar een besloten voorstelling kijken, waarna er eindeloos over de precieze tekst werd gediscussieerd. “Ik moest letterlijk met ze onderhandelen: ik wil deze zin er best uithalen, maar dan blijft deze erin staan. Het is opvallend dat de voorstelling totaal niet werkt als je voor een censuurcommissie speelt. Hij gaat werken met een volle zaal vol jonge Iraniërs die begrijpen wat er niet wordt gezegd. De ware betekenis van de voorstelling ontstaat in de interactie tussen publiek en voorstelling.”
Want ondanks de censuur bestond er voor het Iraanse publiek geen enkel misverstand waar de voorstelling over ging: het begrijpelijke gevoel dat je handelen toch niets verandert, maar ook het gevaar van dat denken. Het is in Koohestani’s bewerking de jonge Sasha die wel tegen de passiviteit in opstand komt. De voorstelling werd enthousiast ontvangen en ontving van Iraanse critici de prijs voor beste Iraanse voorstelling in 2011.
Anders dan zijn personage Ivanov is Koohestani redelijk hoopvol gestemd over de mogelijkheid tot verandering in Iran. Het bloeiende culturele leven in Teheran wakkert die hoop aan. “Dat ik deze voorstelling kan maken met een groep jonge, getalenteerde acteurs voor een dankbaar groot publiek geeft aan dat de samenleving levend is en dat je wel degelijk wat kunt doen.” De Europese première van ‘Ivanov’ viel symbolisch samen met de verkiezing van de relatief progressieve president Rohani in 2013. ‘Mijn acteurs hebben vanuit Brussel nog naar vrienden gebeld: ga alsjeblieft stemmen. Die verkiezing laat eveneens zien dat de Iraanse samenleving wel degelijk vooruit wil.”
Het gevaar van het verliezen van het geloof dat verandering mogelijk is, is geen uniek Iraans probleem, denkt Koohestani. Hij vermoedt dat de voorstelling daarom ook buiten zijn eigen land zo goed ontvangen wordt. De eerste kiemen voor ‘Ivanov’ ontstonden ook toen hij in Europa aan het werk was, vertelt hij. “Er was daar van alles aan de hand, er werd gevochten in Irak, er begon een economische crisis, maar er was nauwelijks protest. Iets op Facebook zetten, is niet echt iets doen. Niets doen is voor jonge mensen misschien wel een gewelddadiger handeling dan wel iets doen.”
Dat wil niet zeggen dat mensen geen verandering willen, vermoedt Koohestani. Anders dan Iran speelt kunst in Europa echter geen enkele rol in het denken over vooruitgang of verandering. “Ik zat dit weekend in een paneldiscussie met regisseur Peter Sellars en programmeur Frie Leysen en zij gaven toe dat de kunst in die zin gefaald heeft. Kunstenaars proberen al jaren de samenleving te beïnvloeden, maar desondanks zijn bijvoorbeeld racisme en rechts-nationalisme nog altijd aan het groeien. Misschien moet de Europese kunst nog radicaler zijn. Of wellicht is het probleem dat in Europa niemand eigenlijk nog werkelijk in de mogelijkheid tot verandering gelooft. Je kunt je in die zin afvragen of de Europese vrijheid van expressie altijd iets is om tevreden mee te zijn. Het betekent dat je alles mag zeggen, maar het betekent ook dat niemand verwacht dat die expressie tot daadwerkelijke verandering in staat is.”
Dat de censuur zenuwachtig wordt van zijn voorstellingen bevestigt voor Koohestani dat de overheid denkt dat kunst wel iets kan veranderen en dat zijn werk dus een belang heeft. Dat is precies de reden waarom hij in zijn geboorteland blijft wonen en werken, ondanks zijn wereldwijde succes. Koohestani: “Iran mag dan geen goed land zijn om in te leven, maar wel een goed land om kunstenaar te zijn.”
Leave a Reply