Abke Haring en Jacob Derwig wonnen op het Gala van het Nederlandse Theater de belangrijkste acteerprijzen: de Theo d’Or en de Louis d’Or. Hun rollen waren inderdaad twee van de allermooiste van het vorige seizoen.
Theo d’Or – Abke Haring
Ongrijpbaar was haar Hamlet. Een dromerige dissonant in een harde wereld die dromers niet begrijpt. Terecht kreeg Abke Haring gisteren de Theo d’Or voor haar hoofdrol in ‘Hamlet vs Hamlet’, de Shakespeare-bewerking van Toneelgroep Amsterdam en het Antwerpse Toneelhuis. Haar weifelende Deense prins was een van de allerspannendste en meest memorabele personages die er dit jaar op het Nederlandse podium rondwandelden.
Het is natuurlijk al bijzonder dat Hamlet gespeeld wordt door een vrouw, maar dat was maar een van vele schijnbare tegenstrijdigheden waarmee deze Hamlet was dooraderd. Door haar kleine verschijning en haar kortgeknipte haar was Harings Hamlet androgyn en leeftijdsloos. Door haar knappe fysieke spel en taalbeheersing liet ze hem van binnen bijkans ontploffen van de dadendrang, maar bleek hij die energie uiteindelijk slechts in mooie woorden om te kunnen zetten. Het maakte haar Hamlet op vele niveaus ambigu en daardoor eindeloos fascinerend.
Harings aanwezigheid op het toneel is eigenlijk altijd spannend. Daar stáát iemand, zonder dat ze er veel voor lijkt te hoeven doen. Ze is geen podiumbeest, waarbij de emoties in het rondspatten, maar een bedachtzame, denkende speler, waarbij alles wat ze doet uit een oprechte noodzaak lijkt voort te komen.
Dat een van Nederlands beste actrices ook een van de onbekendste is, heeft alles met die noodzaak te maken. In de luwte van het theaterlandschap vindt ze de rust en ruimte die dingen te doen en te maken die ze zelf graag wil. Na haar afstuderen aan de Vlaamse Studio Herman Teirlinck speelde Haring vooral in kleinere Nederlandse producties, zoals het mooie ‘Gerucht’ van Lotte van den Berg. In Vlaanderen werkt ze daarentegen met grote namen als Luk Perceval en Josse de Pauw. Sinds 2010 werkt ze bij het Antwerpse Toneelhuis. Daar krijgt ze de kans om haar eigen voorstellingen te schrijven en te regisseren. Als actrice speelt ze in haar eigen producties en in die van anderen.
Haar stijl als theatermaker is niet altijd eenvoudig, maar net als haar Hamlet fascinerend ongrijpbaar en komend vanuit een diepere noodzaak. Haring vindt het niet erg om het haar publiek moeilijk te maken met voorstellingen waarin wonderschone zinnen, fysiek theater en abstracte beelden elkaar afwisselen.
Ook in de rol van Hamlet combineert ze virtuoos haar sublieme taalgevoel met fysiek spel. De kleinste beweging van haar lichaam en de subtielste stembuiging krijgen bij Haring betekenis en zelfs de moeilijkste zinnen worden glashelder als Haring ze uitspreekt. Dat zulke volwassen woorden zo makkelijk uit zo’n klein lichaam rollen was nog zo’n spannend element van deze Hamlet.
De fysieke onmacht van deze kleine, kwetsbare Hamlet en zijn zinloze pogingen om de boze buitenwereld met poëzie en kunst te lijf te gaan, zei niet alleen heel veel over het grote talent van Haring, maar tegelijk ook over de het nutteloze nut van de kunst. Pijnlijk en wonderschoon.
Louis d’Or – Jacob Derwig
En dan barst er iets. Van buiten lijkt George onbewogen, maar met een nauwelijks waarneembare, droge ‘krak’ ontstaat er een scheur in zijn behoedzaam opgehouden waardigheid. Het is het meest aangrijpende moment in de voorstelling ‘Who’s afraid of Virginia Woolf’. Voor zijn vertolking van de rol van George in die voorstelling won Jacob Derwig gisteravond de Louis d’Or.
Tot dan toe heeft George alle beledigingen van zijn vrouw Martha geslikt en beantwoord met eloquente replieken. Maar tijdens een nieuwe barrage van venijnigheden laat Derwig zijn George – moe van het constante defensief – letterlijk van de toneelvloer en uit de situatie stappen. Om daar, in het halfdonker, vrijwel onzichtbaar te breken en daarna als een andere, gebarsten George, het toneel weer op te stappen.
Het getuigt van hogeschoolacteren om zo’n wezenlijke verschuiving in een personage even zichtbaar als onzichtbaar te laten zijn. Maar Derwig is dan ook een van Nederlands meest getalenteerde en veelzijdige acteurs. Zijn prijzenkast is navenant goed gevuld. Hij won de Louis d’Or eerder (2011), net als een Arlecchino (voor beste bijrol, 2006) en werd twee keer eerder voor een Louis d’Or genomineerd (1998 en 2008). In diezelfde kast staat ook nog een Gouden Kalf.
Derwig was na zijn afstuderen een van de oprichters van theatercollectief ’t Barre Land dat hij al snel verliet om voor de Trust en later voor Toneelgroep Amsterdam te spelen. Sinds 2012 is hij freelancer. Zijn doorbraak kwam in 1998, toen hij Hamlet speelde in de regie van Theu Boermans. Derwigs Hamlet was een rijkgeschakeerd personage, een intelligente, naïeve en gevoelige jonge hond. Doordat hij het publiek letterlijk bij zijn zoektocht naar de moordenaar van zijn vader betrok, werden zelfs de meeste complexe filosofische overdenkingen van zijn personage voor het publiek invoelbaar.
Derwig paart zijn veelzijdigheid aan een enorm gevoel voor taal, maar ook aan een bijzondere authenticiteit. Of hij nou een sadistische crimineel speelt (in de film ‘Lek’ van Jean van de Velde), een twijfelende Hamlet, een warrige professor (in ‘Kinderen van de Zon’ waarvoor hij in 2011 ook een Louis D’Or won) of een capitulerende George, Derwig blijft altijd dichtbij zichzelf, waardoor zijn personages totaal geloofwaardig zijn. Maar zijn spel heeft ook iets onberekenbaars, een rafelig randje, waardoor die personages onder de oppervlakte lijken te gisten van de tegenstrijdige, niet te verwoorden emoties. Met die combinatie van een geloofwaardige buitenkant en een gistende binnenkant is Derwig in staat om de dilemma’s, problemen of gevoelens van zijn personage zodanig met zijn publiek te delen dat het die niet alleen rationeel, maar vooral ook gevoelsmatig kan begrijpen.
In ‘Who’s afraid of Virginia Woolf’ kan Derwig al die aspecten van zijn talent kwijt. Met een onuitputtelijke energie neemt hij het publiek op sleeptouw door de heuvels en dalen van het complexe karakter van George. Derwigs George is charmant, geestig en eloquent, maar daaronder verschuilt hij, naast een diepe droefheid, een donkere, onberekenbare en gevaarlijke kant. Een kant die lang alleen voelbaar is en nauwelijks zichtbaar wordt. Tot aan die zachte, dorre krak die nog lang nagalmt in het binnenste van de toeschouwer.
foto: Jan Versweyveld
Leave a Reply