Vrijheid doet pijn. Want werkelijke vrijheid betekent dat je je niets aantrekt van wat anderen van je vinden. De meeste mensen vinden bevestiging van anderen zodanig belangrijk dat ze zich liever neerleggen bij de grauwe middelmaat dan dat ze voor zichzelf leren denken. Daardoor, vond de Amerikaanse schrijfster Ayn Rand, zit de conservatieve massa de creativiteit van de enkeling in de weg. Daarover gaat dan ook haar roman ‘The Fountainhead’ en de op haar boek gebaseerde voorstelling van Toneelgroep Amsterdam.
Hoofdpersoon is de architect Howard Roark die stoïcijns trouw blijft aan zijn kunstenaarschap en weigert te buigen voor de massa die zijn werk niet begrijpt, juist omdat het werk niet aan conventies of smaak wil voldoen. Zijn tegenpool is de succesvolle concurrent Peter Keating die zelf geen enkel origineel idee heeft, maar wel goed aanvoelt wat de massa wil hebben.
Het is mooi dat regisseur Ivo van Hove de daad van het scheppen centraal plaatst in zijn enscenering. Het decor is een groot architectenkantoor, waar de technici en muzikanten zichtbaar zijn en waar, als op een groot, leeg blad, ook de voorstelling en de levens van de personages vorm krijgen. Of beter: waar de personages de voorwaarden voor hun eigen leven en hun eigen vrijheid proberen vorm te geven.
In dat kantoor werken Roark en Keating bovendien aan hun gebouwen en het verschil in tekenstijl is veelzeggend. De zelfverzekerde hand van Howard Roark (Ramsey Nasr) plaatst even elegante als strakke lijnen. Een rots transformeert zo binnen een paar streken tot een woning. Peter Keating (Aus Greidanus jr.) krabbelt vooral op tekeningen die al voor hem zijn voorgedrukt. En zelfs dat gaat inspiratieloos. Keating had het liefst ook zo zelfverzekerd en origineel willen scheppen als Roark, maar durft niet tegen de smaak van zijn opdrachtgevers in te gaan.
Het is in die worsteling dat de kracht van Rands roman schuilt. De ijzeren consequentie van Roarks zoektocht naar vrijheid beïnvloedt ook de mensen om hem heen. Door hem worden ze allemaal gedwongen om hun eigen positie ten opzichte van vrijheid of hun capitulatie voor het collectief te bepalen en dat gevecht doet pijn en slaat wonden. Roarks geliefde Dominique, zijn collega Peter, Peters jeugdliefde Catherine: allemaal worden ze uiteindelijk psychologisch vermalen in het krachtenveld van Roarks zoektocht naar volledige vrijheid en hun eigen angst om vrij te zijn.
Die tragische worsteling met hun eigen vrijheid maakt Rands personages behoorlijk complex. Niet voor niets neemt de schrijfster alle tijd om hun psychologie te schetsen. Dat kijkje in die strijdende mensenhoofden is geen prettig gezicht. Rands personages zijn voor een groot deel zwakkelingen, machtswellustelingen en egocentristen. Doordat ze zo diep in hun hoofd duikt, worden die zwarte gedachtekronkels misschien nooit helemaal begrijpelijk, maar wel invoelbaar. Zo is Roarks geliefde Dominique Fallon een even zelfverzekerde als onzekere vrouw die een broertje dood heeft aan conventies, maar zich daar toch aan overgeeft in haar liefde voor Roark. Een liefde die sowieso donker en ingewikkeld is en overgave paart aan dominantie, onafhankelijkheid aan afhankelijkheid en haat aan lust. Dominique wil niet gelukkig zijn in een wereld die Roark niet begrijpt en dus doet ze het ergste wat ze kan bedenken: ze trouwt met de onoriginele en burgerlijke Peter Keating.
Vergeleken met de personages van Rand zijn de personages in de bewerking van Toneelgroep Amsterdam niet veel meer dan ideeën met een kostuum aan. Dat heeft niets te maken met de kwaliteit van het acteursensemble van Toneelgroep Amsterdam, maar alles met de bewerking. Die gunt – ondanks de ruime vier uur dat de voorstelling duurt – de acteurs de tijd niet om de complexe emotionele ontwikkeling van hun personages te tonen. Ze hollen vooral koortsachtig van de ene scène naar de andere, omdat ze nodig zijn om het plot voort te stuwen. Wie die mensen precies zijn, waarom ze vinden wat ze vinden, het wordt nooit duidelijk, terwijl de menselijke worsteling met de eigen standpunten nu juist uitstekend theatraal zou moeten kunnen werken. Maar probeer als je Halina Reijn heet maar eens al die tegenstrijdige en complexe emoties te tonen als je in tien zinnen de scène er doorheen moet jassen.
Problematisch is ook de sluiproute die Van Hove naar de donkere gedachten van de personages probeert te nemen door de relatie van Dominique en Roark te beperken tot hun grimmige seksuele escapades. Die staan inderdaad ook in het boek, maar zijn niet de platte verkrachtingen van een masochistische vrouw, zoals Van Hove het verbeeldt. De seksscènes zijn een uitvloeisel van een psychologisch machtsspel, waarin Dominique niet per se de verliezer is. De relatie tussen Roark en Dominique indikken tot hun perverse seksuele uitspattingen doet de complexiteit ervan onrecht aan.
Alleen de krantenmagnaat Gayle Wynand (meesterlijk gespeeld door Hans Kesting) heeft een heldere tragische lijn. Hij wordt geïntroduceerd als meedogenloze egoïst die vuig populisme gebruikt om krantjes te verkopen. Maar hoe meer hij omgaat met Roark, hoe meer hij begrijpt dat het creatievelingen als Roark zijn die de mensheid verder brengen. Niet de grijze massa die hij uit eigenbelang dom probeert te houden. Maar als hij zijn krant wil gebruiken om Roark te helpen, blaast hij zijn imperium op, omdat die nu eenmaal gebouwd is op de stem van het volk, niet op nieuwe ideeën. Kesting speelt die teloorgang helder en het klein gespeelde leed van deze machtige man die beseft dat hij verloren heeft, is het meest indrukwekkende moment uit ‘The Fountainhead’. De pijn is invoelbaar geworden en het idee heeft vlees en tranen gekregen.
Verder wordt in de voorstelling elke nuance plat geslagen door de snelheid waarmee het plot de ene scène aan de andere rijgt, maar vooral ook door de slordigheid van de enscenering. Die hangt – los van de mooi gekozen basis van het architectenkantoor – aan elkaar van de regievondstjes met de onvermijdelijke video van een instortend gebouw, een tekentafel die ineens bloederig wordt als Dominique gewond raakt, of een drukpers die uit de lucht komt vallen.
Net zo lomp wordt de eindspeech van Roark aan het slot van de voorstelling het publiek in gekieperd met een moralisme waar tenen spontaan van in een kramp schieten. Ook Rand eindigt met dit onuitstaanbaar staaltje uitleggerigheid, waarin haar hoofdpersoon alle ruimte krijgt om alle vormen van altruïsme en gebrek aan creatieve daadkracht retorisch de nek om te draaien. Je kunt zeggen dat het dapper van Van Hove is om zulke platte rechts-politieke ideeën nu eens onverkort op het toneel te verwoorden. Maar die kennen we al. Het is een veel te ongenuanceerde samenvatting van niet alleen de vier uur toneel die we net hebben gezien, maar ook van het maatschappelijk debat dat al tijden – nu zelfs binnen een politieke coalitie – wordt gevoerd over de balans tussen collectivisme en individualisme. Dan is het toch interessanter om te tonen wat de menselijke consequenties zijn van dat gedachtegoed en hoeveel pijn het zoeken naar vrijheid en naar werkelijke creativiteit doet. Maar juist daar neemt ‘The Fountainhead’ de ruimte niet voor.
foto: Jan Versweyveld
Leave a Reply