Eerst lijken het losse klanken. Tot de geluiden van contrabas, viool, klarinet en synthesizer zich plots samenvoegen tot een ijle melodie. Die daarna weer als losse noten uit elkaar valt. Regisseur Thibaud Delpeut vroeg het Rosa Ensemble om de muziek bij zijn voorstelling ‘Crave’ te componeren en te spelen. De schurende, zeurende modern-klassieke klanken die Wilbert Bulsink schreef, passen wonderwel bij de tekst van de Engelse toneelschrijfster Sarah Kane, zowel door hun grimmige, ongrijpbare sfeer als door de gelijkaardige manier waarop tekst en muziek zijn geconstrueerd.
‘Crave’ is een donker, theatraal gedicht voor vier personages: twee mannen (Titus Muizelaar en Joost Bolt) en twee vrouwen (Karina Smulders en Astrid van Eck). Allemaal zijn ze één brok hunkering. Ze verlangen naar liefde, een aanraking, de dood, een ander lichaam, het vergeten van het verleden. Ze zijn daar zo mee bezig dat ze de hand, het lichaam, of de ander die er wel zijn over het hoofd zien.
Er is verder geen verhaal, er is alleen taal. Soms vormen de woorden van Kane monologen, soms dialogen. Net zo vaak uiten personages slechts enkele woorden die op woorden van anderen botsen of zeggen ze zinnen die die van anderen omstrengelen, waardoor ze een nieuwe betekenis of klankkleur krijgen. Net als de noten en klanken van het Rosa Ensemble.
Omdat ‘Crave’ geen heldere personages kent, is het voor een acteur pittig om die losse woorden en zinnen van een duidelijke betekenis te voorzien. Karina Smulders is daar behoorlijk bedreven in en zet mooi een hopeloze jonge vrouw neer die aan haar hunkering en zelfhaat ten onder dreigt te gaan. De rest van de acteurs lijkt meer moeite te hebben om Kane’s woorden richting te geven.
De regie helpt hen niet. Geholpen door het muziekensemble laat Delpeut zijn acteurs hun teksten telkens opnieuw naar een luide climax stuwen. Maar dat lijkt vaak niet meer dan een tactiek om een artificiële spanning te creëren, in plaats van dat het de woorden van extra betekenis voorziet. Het lijkt wel of Delpeut hoopte dat als je Kane’s woorden met spannende muziek in een mooi decor plaatst – dat nog het meest doet denken aan de donkere kelder van een flatgebouw – de poëzie vanzelf wel zou ontstaan. Maar omdat die poëzie geen richting krijgt, blijven Kane’s woorden precies dat: woorden. Vlees willen ze niet worden. Of om in muziektermen te blijven: de noten worden wel gespeeld, maar een melodie vormen ze niet.
foto: Roel van Berckelaer
Leave a Reply