Op het tv-scherm komen ze hip gejurkt en knap gekapt voorbij: Italiaanse jongeren in het Rome van de jaren zestig. In diezelfde periode richt de jonge Beppe Costa in zijn dorpje een politiek collectief op. Om te discussiëren over Marx en Engels. En om bij de mooie Laura in de buurt te kunnen zijn.
De van oorsprong Italiaanse theatermuzikant Costa is meestal gastspeler bij andere gezelschappen, zoals Orkater en het Ro Theater. Maar in ‘Vroeger was ik kosmonaut’ staat hij alleen op de planken, omringd door een grote verzameling instrumenten. Daarmee bouwt hij melodieuze klanklandschappen waarmee hij de herinneringen aan zijn Italiaanse jeugd kleurt.
Die melancholische, muzikale odyssee begint als Costa voor een verjaardag terugreist naar zijn oude dorp. Van daaruit meanderen we verder langs verhalen over zijn vader, zijn schoolvrienden, geschiedenismeester Rossi en zijn jeugdige obsessie met ruimtereizen. Maar vooral gaat het over zijn eerste, onzekere stappen als communist. Die zette hij om de revolutie te bevechten, natuurlijk. Maar vooral, omdat hij fan was van kosmonaut Yuri Gagarin.
Het is een feestje om multi-instrumentalist Costa in de weer te zien met zijn stapel instrumenten. Hij is echter met woorden een stuk minder vaardig dan met muzieknoten. Een goede schrijver en acteur is hij niet en bovendien is Nederlands niet zijn eerste taal. Het slordige vertellen dat daar het resultaat van is, zit de helderheid en zeggingskracht van zijn verhalen in de weg. Ze blijven daardoor op het niveau van de aardige anekdote hangen. Het verbindende verhaal van de politieke volwassenwording komt door het gebrek aan precisie niet uit de verf. Dan blijft er genoeg muzikaals te luisteren over, maar er blijft ook het frustrerende gevoel hangen dat Costa veel interessantere dingen had kunnen vertellen die nu ongezegd zijn gebleven.
Leave a Reply