Als een koningin heeft De Moeder zich in het midden van de huiskamer genesteld om door de dienstbode gevoerd te worden. Zo mooi centraal in het huis kan niemand nog om haar en haar wensen heen. Geen wonder dat haar bleekneuzige kinderen zich het liefst opsluiten in de kinderkamer. Maar ook daar zijn ze niet veilig voor de invloed die hun moeder op ze heeft.
De 19e-eeuwse Zweedse toneelschrijver August Strindberg schreef ‘De pelikaan’ als kamerspel over de corrupte invloed die ouders op hun kinderen hebben. Maar in de versie van Toneelgroep Amsterdam herinneren nog slechts de personages, de globale plotlijn en een klein aantal continu herhaalde zinnen in de verte aan het origineel.
Regisseur Susanne Kennedy heeft een groot talent voor het radicaal binnenstebuiten keren van het toneelrepertoire. Dat doet ze in een onmiskenbaar eigen beeldtaal, waarin de personages eerder naargeestig ogende poppen zijn dan mensen en wier mechanische gedragingen voorgeprogrammeerd lijken, meestal door de maatschappelijke normen waaraan ze moeten voldoen.
In ‘De pelikaan’ sluit Kennedy haar in felle kleurtjes gestoken poppen op in een levensgroot poppenhuis met verschillende verdiepingen. Alsof een reusachtig onzichtbaar kind gezinnetje aan het spelen is, draaien moeder, dochter, zoon, schoonzoon en huishoudster hun sociale rollen af, terwijl onder dat spel minder prettige zaken schuilgaan. Zo heeft Moeder haar kinderen altijd verwaarloosd en legt ze het nu aan met de man van haar dochter.
Zoals altijd bij Kennedy steekt ‘De pelikaan’ heel precies in elkaar: van het even zorgvuldig gemaakte als prachtige poppenhuis (ontwerp: Katrin Bombe) tot aan de bijna obsessieve choreografie waarin de kleinste bewegingen van de acteurs zijn vastgelegd. Dat is fascinerend om naar te kijken, al laat de betekenis van dat alles zich niet zo makkelijk vangen.
Kennedy maakt het de toeschouwer nooit makkelijk, maar meestal weet ze door haar strakke beeldtaal en de manier waarop ze de door haar gekozen repertoirestukken indikt glashelder over te brengen wat ze wil zeggen. Misschien is er in ‘De pelikaan’ net iets te veel gesnoeid, waardoor niet duidelijk meer is wie deze mensen nu precies zijn en wat ze van elkaar willen. Dat zijn wel belangrijke handvaten om als toeschouwer te begrijpen wat een regisseur bedoelt. Die kan in toegevoegde toneelteksten zoveel Schopenhauer citeren als ze wil, maar als er nauwelijks personages of verhaallijn meer zijn om die citaten aan te relateren, blijven de woorden betekenisloos boven het toneel hangen.
Nog belangrijker is misschien dat het beetje conflict dat duidelijk wordt eigenlijk helemaal niet zo interessant of wereldschokkend is: er worden wel eens vaker kinderen verwaarloosd of schoonzonen bepoteld. Voor wat door de makers zelf wordt betiteld als “een reinigingsritueel waarin de toeschouwer zich kan wentelen in gedragsvormen die als taboe worden beschouwd”, is dat een beetje te weinig taboe om reinigend te werken.
foto: Jan Versweyveld
Leave a Reply