Theater is een spel. Het is een spelletje met de fantasie van de toeschouwer, waarin wat die toeschouwer niet ziet, net zo belangrijk is als wat of zij wel ziet. Als een acteur op een leeg toneel zegt dat hij in een bos staat, dan ziet het publiek dat bos in zijn verbeelding. Elke regisseur speelt dat spel tussen wel of niet tonen op een andere, eigen manier. Verder uit elkaar dan de voorstellingen van de jonge regisseurs Christiane Jatahy en Anne-Cécile Vandalem kan die spelstrategie bijna niet uit elkaar liggen. Beiden tonen hun voorstellingen op het Groningse podiumkunstenfestival Noorderzon waar deze week nog een groot aantal theater- en dansvoorstellingen uit alle hoeken van de wereld te zien zijn.
De Braziliaanse Jatahy lijkt bijna niets aan de verbeelding van de toeschouwer over te laten. Zo realistisch en filmisch is haar voorstelling ‘Julia’, een bewerking van ‘Freule Julie’ van de 19e-eeuwse naturalist August Strindberg. In Jatahy’s versie legt het verwende rijkeluismeisje Julia het op een broeierig tuinfeestje aan met haar chauffeur Jelson, die in die verleidingspoging een mooie kans ziet via Julia op te klimmen op de maatschappelijke ladder. De personages worden vrijwel constant op de huid gezeten door een cameraman wiens livebeelden groot worden geprojecteerd. Op andere momenten kijken we naar eerder opgenomen filmbeelden.
Door die eerder opgenomen werkelijkheid, de theaterwerkelijkheid en de gefilmde theaterwerkelijkheid slim af te wisselen, ontstaat een gelaagd kijkspel, waarin schijn en werkelijkheid door elkaar lopen. Op het toneel ziet een verkrachtingscène er ongetwijfeld nep uit, maar toon de live gefilmde scène groot op scherm en hij wordt pijnlijk realistisch. Dat spel met echt en niet-echt klopt met het thema van het stuk, waarin de dromen van Julia en Jelson de confrontatie met de werkelijkheid niet kunnen doorstaan. Bovendien heeft het een hedendaagse parallel met Strindbergs naturalisme en de bijbehorende hang naar realisme. Maar terwijl Jatahy druk bezig was met die intrigerende film-thematiek, vergat ze helaas aandacht te besteden aan een ander belangrijk naturalistisch aspect: de psychologische ontwikkeling van de personages. Bij Strindberg ontstaat er tussen Julie en de knecht een zich langzaam ontspinnend machtsspel met grote belangen. Zo niet in ‘Julia’, dat jast Strindbergs verhaal er in een ruim uur doorheen, waardoor Julia en Jelson teveel vlakke personages worden uit een Braziliaanse soap. Jammer voor zo’n verder knap gemaakte voorstelling.
Waar Jatahy de toeschouwer bombardeert met beelden kiest Anne-Cécile Vandalem met de installatie ‘Michel Dupont’ ervoor om het publiek vrijwel alle zicht te ontnemen. In een pikdonkere ruimte luistert het publiek naar het relaas van een meisje dat door een man jaren in een donkere kelder wordt opgesloten. In dat donker gaat haar verbeelding met haar op de loop. Door de donkerte, waarin slechts een enkele keer een spookachtig beeld schemert, is het niet moeilijk om je in het meisje in te leven en door een vernuftig boxensysteem lijkt het alsof je haar naast je hoort ademen. Maar net zo makkelijk wordt je meegezogen in haar fantasieën en dromen. Omdat de voorstelling zich volledig in het hoofd afspeelt zijn verbeelding en werkelijkheid, net als bij het kleine meisje, ook voor het publiek niet neer te ontwarren. Dat levert een bijzondere luisterervaring op die je nablijft, nog lang nadat je – je ogen dichtknijpend tegen het plotselinge zonlicht – de dagelijkse werkelijkheid weer in bent gestapt.
Leave a Reply