Heel even, heel kort, sluit Platonov de ogen. Alsof de misantropische schoolleraar mentaal een hele diepe zucht slaakt om de platte en domme grappen makende zuiplappen en vreetzakken die hem omringen. Om zich daarna weer gelaten tussen hen te begeven en hen stil lijdend te observeren.
Luc Perceval beende bij NTGent Tsjechovs jeugdstuk Platonov uit tot op het kale bot. Niet alleen van de handeling en de tekst blijft slechts een fractie over, ook Percevals enscenering is bedrieglijk kaal. Platonovs familie en vrienden die bijeen zijn op het feestje van gravin Anna Petrovna staan uitsluitend op het voortoneel, met de gezichten continu richting zaal, alsof ze onafbreekbaar uitkijken naar het hen op het feestje beloofde vuurwerk. Ze lijken in eerste aanleg psychisch niet helemaal goed. Ze trekken rare gezichten, zetten gekke stemmetjes op, staan in krampachtige houdingen of laten een snerpend, hinnikend gelach horen. Er zijn slechts twee personages die aan die opgelegde vorm weten te ontsnappen: Platonov die om de door hem zo verfoeide familieleden en vrienden heen zwalkt om hen aan alle kanten te bekijken, te beledigen en van de ene vrouw na de andere het hart te breken. Ook de jonge Marga lijkt zoveel mogelijk afstand tot die groep malloten te willen bewaren. Heel even mengt ze zich tussen hen, om meteen door Platonov te worden beledigd en vervolgens op een muur van apathie van de anderen te stuiten. Een stormachtige emotionele uitbarsting volgt, waarna ze zich nog verder terug trekt op het achtertoneel.
Maar hoe meer Platonov harten breekt, onderlinge relaties beschadigt en mensen beledigt, omdat hij zijn omgeving als achterlijk en minderwaardig beschouwt en tegelijk onuitputtelijk naar echte liefde zoekt, hoe meer zich onder de opgelegde en licht groteske poses van zijn slachtoffers emoties en menselijkheid begint te tonen. Langzaam beginnen tranen achter ogen te branden, wordt er gesmeekt of wanhopig op haren gekauwd. Waardoor diezelfde Platonov die van alle personages aan het begin van de voorstelling het meest menselijk leek, langzaam ontmenselijkt. Zijn idee dat hij met zijn naar liefde zoekende hart de enige mens van het gezelschap is en de daaruit voorkomende gedragingen die eerst begrijpelijk leken ten opzichte van zo’n zooitje idioten, worden steeds minder begrijpelijk en steeds egoïstischer. Als Platonov dat uiteindelijk zelf ook beseft en aan iedereen zijn excuses probeert aan te bieden, zijn alle vriendschappen en liefdes om hem heen al onherstelbaar door hem vernietigd.
De licht-groteske vorm en de tergend langzame emotionele deconstructie van de personages maakt van Platonov een ongemakkelijke en grimmige voorstelling die soms wel heel traag aanvoelt, maar zich desondanks met weerhaakjes in de ziel weet vast te zetten. Dat is vooral te danken aan Bert Luppes wiens Platonov onder de lijdzame en groezelige oppervlakte een van pijn, liefde en radeloosheid kolkend binnenste herbergt. Die maalstroom wordt muzikaal nog eens krachtig verbeeldt door pianist en zanger Jens Thomas die uit zijn piano en met zijn stem klanken weet op te diepen die tegelijk onmenselijk klinken en alsof ze voortkomend uit een heel diep menselijk binnenste. Het zijn het spel van Luppes en de muziek van Thomas die de weerhaakjes van de voorstelling zich definitief en pijnlijk diep laten ingraven.
Leave a Reply