Een zee van houten stoelen, keurig in het gelid. Hoewel die stoelen samen een net systeem van rijen vormen, zijn ze allemaal net even anders: een beetje vierkant, wat ronder, wat kleiner of iets groter. Tussen die stoelen maakt de veertienjarige Ada haar entree. Ada heeft weinig met systemen, of dingen die keurig in het gelid staan. En waarom zou je met je billen op een stoel gaan zitten, als je daar ook recalcitrant de leuning voor kunt gebruiken. Toch is Ada niet de standaard tegendraadse puber. Daarvoor is ze te slim en is haar recalcitrantie teveel op een goed doordacht nihilisme gestoeld. Waarom zou je je aan regels houden, als moraal vooral iets is wat gebaseerd is op de zinloze menselijke neiging om zin aan het leven te geven?
Het is een van de kernvragen in de voorstelling ‘Speeldrift’ van regisseur Casper Vandeputte. Hij bewerkte daarvoor het gelijknamige boek van de Duitse juriste Juli Zeh. Dat deed hij in een regiestijl die inmiddels gemeengoed lijkt te zijn geworden bij boekbewerkingen: de spelers wisselen vertellen en spelen vaardig af. Ze zijn soms hun personage en soms acteurs die het verhaal vertellen. Met zijn vieren vertellen ze met verve hoe het schoolleven van Ada verandert als ze in de nieuwe leerling Alev een geestverwant ontdekt. Hij trekt haar mee in een chantagespel, waarin een leraar slachtoffer wordt van de zelfgekozen normloosheid van de twee leerlingen.
Het zijn interessante vragen die ‘Speeldrift’ oproept over moraal, recht en zingeving en over hoe wankel die mentale bouwwerkjes zijn als er op de juiste manier tegenaan wordt geschopt. Tegelijkertijd is de voorstelling wel erg braaf en keurig voor een onderzoek naar moraal. Dat roept ook de vraag op op welke manier de toneelbewerking een aanvulling is op het boek van Zeh. Dat verdient een gevaarlijker toneelverpakking dan een nette en goedgespeelde boekbewerking.
Leave a Reply