Kijk hier voor Drogredeneringen-pdf
De kogel is door de kerk. Er ligt een regeerakkoord. Daaruit blijkt dat er flink geschrapt wordt op de cultuursubsidies, oplopend tot structureel 200 miljoen euro in 2015. Op nieuwsites lopen de reactieboxjes alweer vol met allerhande voorspelbare reacties als: Frans Bauer kan het ook zonder subsidie, kunst is alleen voor rijken dus waarom betaal ik er aan mee en andere onzin. Zulke opmerkingen noch de aangekondigde bezuinigingen zijn gebaseerd op cijfermatige onderbouwing of op kennis van de sector. Natuurlijk moeten we discussiëren over het waarom van kunstsubsidies, maar dan wel graag op basis van feiten, in plaats van via de onderbuik, makkelijke oneliners of symboolpolitiek. Daarom: de zes grootste drogredenen op een rij en waarom ze onzin zijn.
Als we 18 miljard moeten bezuinigen, mag kunst en cultuur niet buiten schot blijven.
In principe is dat een terechte opmerking. Als er heroverwegingen nodig zijn, dan moeten alle opties open blijven. Maar dat moet je dan wel even in perspectief zien. De optie van het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek is door de onderhandelende partijen alweer bij het grofvuil gezet, terwijl die bezuinigingspost minstens 11 miljard op zou leveren.
In tegenstelling tot dat enorme bedrag geeft de Rijksoverheid per jaar 938 miljoen aan cultuur uit in de brede zin van het woord. Dat is ongeveer €60,- per Nederlander per jaar en nog geen procent van de totale uitgaven van de Rijksoverheid. Dat zet nou niet echt zoden aan de dijk. Zeker niet als de uitgaven voor erfgoed en musea volgens de PVV buiten schot moeten blijven. Daar gaat namelijk ruim 300 miljoen van die 900 naar toe. Zo blijft er dus nog maar 600 miljoen over om te bezuinigen. Dan is de 18 miljard nog ver weg.
Dan hebben we het nog niet over de gemeentes gehad, die via het zogenaamde Gemeentefonds geld krijgen van de rijksoverheid. Daar betalen zij onder andere 1 miljard aan cultuursubsidies mee. Daar zitten toneelgezelschappen tussen, maar het meeste geld (65 %, dus 650 miljoen) gaat naar de bibliotheek en de amateurkunsten (denk aan de muziekschool). Volgens de PVV mogen we niet aan de bibliotheken komen, het CDA heeft zich altijd een warm voorstander van amateurkunst beschouwd. Dat schiet dus ook niet op.
Zeker als je bedenkt dat er met het afschaffen van een complete sector ook nog kosten zijn gemoeid. Het afschaffen van de subsidies levert de staatskas niet meteen 600 miljoen op.
Ten eerste levert de culturele sector in de brede zin gewoon geld op. Volgens schattingen levert de creatieve industrie de Nederlandse samenleving 16,9 miljard euro op. Die inkomsten raak je voor een deel (niet de hele industrie is gesubsidieerd) kwijt. Ook op andere manieren verliest de overheid inkomsten. Uit onderzoek blijkt dat steden aantrekkelijker worden voor hoogopgeleide inwoners en bedrijven om zich te vestigen als ze een hoogwaardig cultureel aanbod hebben. Ook de plaatselijke horeca heeft baat bij de theater- of popmuziekbezoekers.
Maar ook op andere manieren kost het afschaffen van een complete sector geld. Er raken mensen werkeloos die een uitkering nodig hebben en gebouwen komen leeg te staan. Bedrijven die decors bouwen, flyers ontwerpen, lichtinstallaties verkopen om zo wat te noemen raken opdrachten kwijt.
Natuurlijk vallen er bij elke bezuiniging slachtoffers, maar de balans tussen opbrengsten en kosten zijn als het de kunsten aangaat buiten alle proportie. Door alle subsidies af te schaffen win je een relatief klein bedrag, maar levert het tegelijkertijd allerlei kosten en negatieve bijeffecten op. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de kwaliteit van het culturele aanbod.
(bronnen: www.rijksbegroting.nl, www.rtlnieuws.nl, www.waaromcultuur.nl)
600 miljoen vind ik nog steeds veel geld. Daar kan heus wel wat af.
Zoals gezegd kun je er best over nadenken of je niet wat gezelschappen of instellingen minder zou willen hebben. Maar heel veel levert dat niet op. Zeker omdat dat geld over tientallen instellingen wordt verdeeld die met relatief weinig geld veel werk verzetten. Zoals Berenschot onlangs aantoonde, hebben culturele instellingen nauwelijks vet op de botten. Door het gebrek aan middelen moeten ze nu vaak al hun uiterste best doen om met het huidige budget hun wettelijke taken te verrichten. Vrijwel al het personeel binnen de kunstensector is hoger opgeleid, maar werkt ver onder het salarisniveau dat daar bij hoort. Zo verdient een artistiek leider van een gezelschap volgens de CAO Theater per jaar ongeveer € 56.400,-. Daar komt een corporatiedirecteur of een hoge ambtenaar zijn bed niet voor uit. Een topactrice als Halina Reijn verdient rond de € 42.000,-. De rest van het personeel zit daar nog ver onder. Overigens moeten theatergezelschappen die geld krijgen van de overheid zich houden aan de (relatief dure) CAO Theater. Het personeel bij sommige theaterproducenten in de vrije markt verdient nog minder, zeker het technisch personeel.
Als je dus, zoals de VVD wil, de helft van het geld kort, kunnen instellingen niet meer dat doen waarvoor ze betaald worden (namelijk hoogwaardige kunst produceren) of vallen ze simpelweg om. Je kan bijvoorbeeld niet in die budgetten schrappen en vervolgens eisen dat ze meer publiek moeten bereiken, zoals die partij voor zich ziet. Instellingen hebben dan simpelweg geen geld meer voor een marketingafdeling.
Om kort te gaan: veel kan er bij individuele instellingen dus niet af, willen zij hun taken goed uit kunnen voeren. Suggereren dat kunstenaars stinkend rijk worden van de belastingcenten is ver bezijden de waarheid.
(bron: CAO Theater, www.kunsten92.nl)
Kunst steelt van de armen en geeft aan de rijken
Deze drogredenering komt vaak terug. Het suggereert ten eerste en ten onrechte dat alleen rijke mensen gebruik maken van culturele instellingen. Loop eens een keer rond in het Rijksmuseum of ga naar de Schouwburg en je ziet dat dat niet waar is. Het is wel zo dat de meeste kunstliefhebbers hoog opgeleid zijn. Maar dat betekent nog niet meteen dat ze ook rijk zijn. Denk aan leraren of verplegend personeel. Dat zijn geen beroepen waarmee je een fortuin verdient. Dat voor lager opgeleiden de drempel naar kunst hoog is, is inderdaad een probleem. Maar die drempel is niet financieel. Een van de redenen om kunst te subsidiëren is immers om het voor iedereen toegankelijk te houden. Niet alleen voor de rijken. De Nederlandse kunst hoort voor en van iedereen te zijn. Dus als je de kunstsubsidies af zou schaffen, dan zou kunst inderdaad alleen nog maar voor rijke mensen zijn. En daar was je, getuige de redenering, nu juist tegen.
Die drempel bij het publiek dat nu nog niet bereikt wordt, slecht je vooral door het (kunst)onderwijs op de basis- en middelbare school te verbeteren en te investeren in een doorgaande culturele leerlijn. Niet door de kunsten dan maar af te schaffen. Overigens maken zowel hoger- als lageropgeleiden gebruik van de bibliotheek, van poppodia en van amateurkunstinstellingen.
Maar stel dat het wel waar zou zijn, dat er alleen rijke mensen van kunst- en cultuurinstellingen gebruik zouden maken (wat dus niet zo is), dan nog blijft bovenstaande een drogredenering. Want rijke mensen betalen ook meer belasting, dus dragen ook meer bij aan de kunstensubsidies dan mensen met een lager inkomen. De ‘Jan met de Pet’, die volgens Wilders aan al die graaiende kunstenaars mee betaalt, is verantwoordelijk voor slechts een vijfde van de Nederlandse belastingafdracht. Ervan uitgaande dat Jan modaal of minder verdient.
Daarbij, bovenstaande drogredenering hoor je nooit als het gaat over de hypotheekrenteaftrek, waar dat effect nog veel sterker is. Ook mensen met een laag inkomen in een sociale huurwoning betalen mee aan die villa van drie miljoen, hoewel die villa geen enkel algemeen belang dient. Terwijl je van je bijdrage aan kunstsubsidies nog met zijn allen naar de schouwburg kan, zal die villa-eigenaar het minder waarderen als wij gezamenlijk in zijn zwembad zouden komen liggen.
(Bron: Ministerie van Financiën)
Maar kunstinstellingen kunnen best meer geld zelf verdienen.
Dat is waar en daar zijn die instellingen al druk mee bezig. Van alleen maar je handje ophouden bij de overheid is op geen enkele manier sprake. Van instellingen die subsidie krijgen, wordt cultureel ondernemerschap verwacht. Bijna twintig procent van hun inkomsten dienen uit eigen inkomsten te bestaan. Verhogen van de toegangsprijzen is lastig, omdat dan de toegankelijkheid in gevaar komt. En dus zoeken instellingen sponsors en mecenassen en richten ze vriendengroepen op. Theaters en musea verhuren hun zalen voor congressen en bruiloften. Ook worden nieuwe manieren onderzocht om een breder publiek te bereiken. Daarin zijn al hele interessante initiatieven en samenwerkingsverbanden gestart. 85% van de culturele instellingen voldoen al aan de eigen inkomstennorm en vanaf 2013 moet dat 100% zijn. Maar het kost tijd voordat dat wat oplevert en daar kwam de economische crisis nog eens over heen. Fondsen drogen op en bedrijven zijn op dit moment minder geneigd om als sponsor op te treden of om een congres te organiseren. Van instellingen mag heus verwacht worden dat ze ook zelf een deel van hun inkomsten verdienen. Maar om midden in een economische crisis subsidies weg te halen met het argument dat je ook best sponsors moet kunnen vinden, is merkwaardig.
Nog merkwaardiger zijn de voornemens van het nieuwe kabinet – degenen dus die vinden dat instellingen zelf meer geld moeten verdienen – om tegelijkertijd maatregelen te nemen die instellingen daarin tegen te werken. Om het instellingen makkelijker te maken om de omschakeling te maken naar een groter eigen verdienvermogen is een paar jaar geleden de matchingsregeling in het leven geroepen. Voor elk euro die meer verdiend wordt dan van de overheid moet, krijgt de instelling een bonuseuro die weer kan worden geinvesteerd in groter publieksbereik. Die regeling wordt door het nieuwe kabinet afgeschaft.
Nog raadselachtiger is de btw-verhoging die het kabinet in petto heeft. Culturele uitgaven worden nu belast met 6% btw. Dat gaat straks naar 19%, behalve voor circussen en bioscopen. Dus de instellingen die gevraagd worden zelf meer geld uit de markt te halen en daarom minder subsidie krijgen, kunnen een deel van dat zelfverdiende geld meteen weer inleveren bij de overheid.
(Bron: www.rijksbegroting.nl)
Waarom zou ik meebetalen aan iets wat ik niet gebruik?
In Nederland betalen we constant mee aan dingen waarvan we geen gebruik maken. Dat heet het algemeen belang. Als jongere betaal je mee aan de steunkousen en de luiers van bejaarden, als bewust kinderloze aan kinderbijslag, als gereformeerd Christen aan abortussen en als sporthater aan sportsubsidies. Over dat laatste gesproken: ook het betaalde voetbal wordt gesteund met subsidiegeld. Niet alleen de stadions worden vaak door de gemeentes betaald, maar nu blijkt dat de helft van de betaalde clubs in het profvoetbal op omvallen staan, zullen gemeentes waarschijnlijk met miljoenen bijspringen, zoals dat recent ook al een paar keer gebeurde. Als we in 2018 het WK gaan organiseren kost dat de staatskas 1 miljard euro, waarvan maar de vraag is of je dat er ook weer uithaalt. En daar betalen we allemaal aan mee, of je nu van voetbal houdt of niet. Maar uiteindelijk zou iedereen natuurlijk van kunst en cultuur moeten kunnen genieten. Ook de mensen die er tot nu toe nog geen gebruik van maakten en daaraan wel mee betaalden. Dat bereik je, zoals gezegd, vooral door kunstonderwijs op school. Niet door de toegang tot kunst te beperken tot de rijkste Nederlanders.
Toch heeft iedereen profijt van culturele instellingen in zijn stad. Uit onderzoek blijkt dat een kwalitatief cultureel aanbod een stad aantrekkelijker maakt als vestigingsplaats voor bedrijven. (zie ook: Bij bezuinigingen mag kunst niet buiten schot blijven). Ook stijgen de huizenprijzen en trekt het hoger opgeleiden en toeristen aan. Daar profiteren uiteindelijk ook mensen van die niets met kunst hebben. Mensen begrijpen dat prima. Uit onderzoek van KPMG bleek dat 87% van de Amsterdammers trots was op het grote culturele aanbod van de hoofdstad.
Daarnaast leveren culturele activiteiten ook op andere manieren economische spin off. Decors moeten gebouwd, koffie ingeschonken, vrachtautootjes moeten van het ene naar het andere theater rijden of van galerie naar kunstkoper, de ramen moeten gezeemd, de vloer gepoetst enzovoort. Als je kijkt naar de amateurkunsten dan moeten al die schilders een ezel en verf hebben, die danseres een danspakje en spitzen, die pianist een piano en dat koor moet met de bus naar een uitvoering. Amateurkunstenaars geven vaak meer geld uit aan hun hobby dan de overheid er aan subsidie in stopt.
De Nederlandse kunst heeft een hoge kwaliteit die ook in buitenland wordt herkend. Nederlandse culturele instellingen, zoals het Nederlands Danstheater en het Residentieorkest zijn wereldvermaard. Zowel jonge kunstenaars als grotere kunstinstellingen reizen naar het buitenland en verbazen iedereen daar met hun hoogwaardige producten, zoals onlangs Toneelgroep Amsterdam. Dutch Design is nog steeds hot. Dat is goed voor het imago van Nederland en voor onze internationale contacten. De Nederlandse economie draait op het buitenland en kunst en cultuur kunnen daarbij smeermiddelen zijn.
(Bronnen: Atlas Nederlandse Gemeenten, Fonds voor Cultuurparticipatie, www.waaromcultuur.nl)
Maar die zalen zijn toch altijd leeg
Degene die dat roepen hebben blijkbaar nog nooit een theater van binnen gezien. Uit langjarig onderzoek door het SCP blijkt dat sinds de televisie in de Nederlandse huiskamers doordrong, kunstgebruik inderdaad is afgenomen. Maar er zit alweer een tijdje een stijgende lijn in. Naar popmuziek (in Nederland in hoge mate gesubsidieerd) gaan 85 % meer mensen dan in 1983. Theater liet een minder spectaculaire stijging van 11 % zien. In 2005 werden meer dan 16 miljoen theaterkaartjes verkocht. Dan kun je toch niet meer echt spreken van een marginaal verschijnsel. Sterker nog: dat zijn meer mensen dan er per jaar naar een voetbalwedstrijd gaan kijken. In 2008-2009 gingen er 7,2 miljoen fans naar ere- en eerste divisie wedstrijden kijken. In die 16 miljoen toegangskaarten zijn ook de commerciële voorstellingen meegenomen. Wat veel mensen echter niet weten is dat ook niet-gesubsidieerde theaterproducenten via een omweg subsidie krijgen. De meeste van die voorstellingen spelen in theaters die door de gemeente worden gesubsidieerd. Dat theater koopt, met gemeenschapsgeld, de productie van Joop van den Ende in en probeert dat met de kaartverkoop terug te verdienen. Maar als de zaal niet vol zit, draait de gemeente op voor het verlies. Bovendien wordt degene die je kaartje scheurt, je koffie inschenkt en het decor in het theater opbouwt vaak met belastinggeld betaald. Als gemeentes de theaters niet meer subsidiëren, zullen ook cabaretiers en reizende musicalproducties op veel plaatsen niet meer te zien zijn. Of zal een kaartje een veelvoud kosten van wat het nu kost. De prijzen van kaartjes voor cabaretiers (ook de hele populaire) zijn relatief goedkoop dankzij subsidie. Overigens wordt ook ‘moeilijker’ theater op veel plekken prima bezocht. Populair zijn theaterfestivals als Oerol of De Parade. De voorstellingen die daar te zien zijn, zijn vrijwel altijd allemaal uitverkocht. Toch zouden die zonder subsidie niet meer te zien zijn.
Uit de meest recente cijfers van de branchevereniging voor schouwburgen, blijkt dat vorig jaar de bezoekcijfers door de crisis behoorlijk zijn teruggelopen. Opvallend is dat die terugval vooral te vinden is bij de (duurdere) musicals. En dus niet bij die ‘elite-kunst’, die Wilders cum suis met de aangekondigde maatregelen op de korrel nemen. Die hebben een trouw publiek dat ook gaan als de tijden financieel wat moeilijker zijn.
(Bronnen: SCP, CBS, www.voetbalprimeur.nl)
Luister en kijk hier naar een debatje op Radio 1 over dit artikel.
Leave a Reply