Recensies Tweetakt 2009

Tweetakt 2009

29 maart 2009

Alleen op de wereld – HKU en Moniek Merkx
Twee planken en een hartstocht. Meer heb je volgens de uitdrukking niet nodig om theater te maken. Je zou ook kunnen zeggen dat het fijn-unieke van theater is dat het naast dat hout en die hartstocht feitelijk bestaat uit een acteur, een toeschouwer en een verhaal. De rest is eigenlijk bijzaak. De vijf frisse studenten van de HKU die onder leiding van regisseuse Moniek Merkx Alleen op de wereld spelen, hebben dat allemaal uitstekend begrepen. Met gebruik van een paar slimme rekwisieten, maar vooral met veel fantasie en spelplezier bouwen de vijf voor, achter en tussen het publiek de wereld van de vondeling Remi op. Dat ze telkens van rol wisselen, uit het verhaal stappen om commentaar te geven en het publiek actief bij het verhaal betrekken, helpt de acteurs om de fantasie van de toeschouwers op scherp te zetten. En die laten zich door de vijf vertellers inderdaad moeiteloos meenemen naar het Franse platteland, de Pyreneeën, Parijs en Londen. Er wordt misschien niet altijd even goed gespeeld en gezongen, maar de acteurs hebben zoveel liefde voor het verhaal en voor hun (aankomende) vak, dat dat er eigenlijk niet echt toe doet. Want zelfs die planken heb je niet nodig, voldoende hartstocht blijkt al genoeg om een sympathieke voorstelling te maken.

I hate you more - Yahya Gaier en Susan Gritzman
Vorig jaar speelden Gaier en Gritzman deze sympathieke, zij het misschien wat lief-naïeve, voorstelling ook al op TweeTakt, in een hotelkamer van het NH-hotel. Omdat toen door het gebrek aan ruimte maar weinig mensen de voorstelling konden zien, besloten de makers de voorstelling dit jaar opnieuw te maken voor de theaterzaal. Ze grepen die kans bovendien aan om nog wat aan de voorstelling te sleutelen. Het uitgangspunt is hetzelfde gebleven: een joodse en een islamitische hotelmedewerker worden door kosmisch ingrijpen samen in een hotelkamer opgesloten wat eerst leidt tot ruzie, maar uiteindelijk tot een heuse romance en een baby (een ‘joslim’ dus). Er zijn ten opzichte van vorig jaar ook dingen veranderd. Zo speelt Gritzman (joods) nu de moslima en Gaier (moslim) de jood. Verder lijkt de speelstijl nog meer dan vorig jaar aan de jeugd aangepast, want het gekke bekkentrekken en het lekker gek doen is niet van de lucht. Dat lekker gek doen gaat soms net te lang door, maar dat was vorig jaar ook het geval.
Problematischer is echter dat het joods-palestijnse conflict nog veel explicieter op de voorgrond wordt geplaatst, dan vorig jaar het geval was, waardoor de voorstelling nogal moralistisch wordt. Ook heeft Louis de Waal als de ‘man die alles kan’ (lees: god) een veel grotere rol gekregen. Dat geeft nog een extra geestige laag, maar tegelijkertijd ook een extra probleem. Want begon niet met religie juist het gedonder? En als liefde belangrijker is dan geloof, wat de voorstelling suggereert, is het dan niet vreemd dat het juist god is die expliciet een oplossing formuleert?
Gebleven is gelukkig het sympathieke en energieke spel van Gaier en Gritzman, die vooral in een simpel haat-liefde pas-de-deux hun talent als mimers kunnen laten gelden. Het is ook die pas-de-deux die het verhaal van de voorstelling het beste vertelt en eigenlijk heeft de dans ook geen expliciete toevoeging meer nodig. Zeker als je weet dat Gaier en Gritzman in het echte leven ook een stel zijn. Die dans en de overduidelijke liefde tussen de twee spelers, die vooral in de kleine hotelkamer tot zijn recht kwam, geven de voorstelling ook nu nog zijn grootste aantrekkingskracht. Want ook in het theater haalt die liefde gelukkig de achterste rij.
Gezien 21 maart 2009, Academiezaal

Naar Medeia – ZEVEN / Inne Goris
Enkele maanden geleden werd deze voorstelling door Fenna Vlekke als besproken voor 8WEEKLY. De voorstelling staat ook op TweeTakt en geeft dus de gelegenheid om nog enkele woorden over de voorstelling te schrijven. Vlekke zag het oer-oude verhaal van Medea goed terug in de voorstelling. De voorstelling laat bovendien zien, schrijft ze, hoe dun de lijn tussen liefde en haat is. Inderdaad is, los van de vraag of dat het enige onderwerp van Medea is, dat het enige waar deze voorstelling over gaat, op een zeer zwarte, formalistische manier. Dat de voorstelling niet meer is dan (bijna) alleen een aantrekken en afstoten in bewegingspatronen is niet het meest bezwaarlijke. Dat is dat een groep jongeren tussen de elf en zesentwintig gebruikt (of misbruikt?) wordt om het inktzwarte wereldbeeld van hun regisseur op de planken te zetten. Ze draaien braaf de cirkels die ze door de regie worden opgelegd, maar nergens gaat deze voorstelling over hen. Waarom dan jongeren gebruiken in de voorstelling? Wellicht omdat de gewelddadige en sexueel expliciete scènes schokkender zijn als ze door jongeren worden gespeeld. En omdat een klein schattig meisje met steenkolenoogjes het publiek eerder raakt als zij sombere teksten zegt. Maar weten zij zelf eigenlijk wel wat voor tekens zij daarbij afgeven en wat voor een verhaal zij eigenlijk vertellen?
De voorstelling raakt nergens, omdat hij vooral uit (opgelegde) vorm en zwarte esthetiek bestaat, zonder dat de diepere motieven van de maker echt duidelijk worden. De vraag is of als deze voorstelling door volwassenen, in plaats van kinderen, werd gespeeld, meer was geweest dan slechte mime. Nu blijft in ieder geval de ethische vraag over het gebruik van jongeren op het toneel nog hangen.

Pubers bestaan niet – Onroerend Goed / Kopergierery
Wat Inne Goris niet heeft begrepen, begreep Alexander Devriendt wel. Dat het gebruiken van pubers alleen zin heeft, als de voorstelling, op wat voor een manier dan ook, ook over henzelf gaat. En Pubers bestaan niet gaat, zoals de naam al zegt, heel erg over pubers. En net als de gemiddelde puber is deze voorstelling banaal, luid, energiek, compromisloos en schieten, zoals dat hoort in de puberteit, de emoties alle kanten op.
Dertien pubers spelen, ondersteund door een waanzinnig goed samengestelde soundtrack, telkens opnieuw dezelfde scène, waarin gevochten wordt, gegiecheld, geflirt, gespeeld en gedonderjaagd. Maar telkens verlegt Devriendt het accent van de scène naar een andere puberemotie: dan weer zijn de spelers boos, dan weer apathisch, dan weer seksueel geobsedeerd. Verhelderend is ook de scène waarin een van de pubers uit de doeken doet welke sociale verhoudingen onder de getoonde handelingen zitten (die is verliefd op die en gaat daarom daar zitten, maar zij wil populair zijn en doet daarom zus en zo), wat de scène weer in een totaal ander licht zet. Op een ander moment wordt het volwassen publiek uitgedaagd om heel hard ‘laat me met rust’ en ‘poep’ te roepen om te ervaren hoe prettig dat is en hoe verleerd we dat zijn. Een enkele keer treedt een van de pubers naar voren om openhartig iets van zijn of binnenwereld te tonen. De een is bang dat hij later wordt zoals zijn ouders, de ander wil dat haar ouders begrijpen dat alles in de wereld al eens is uitgeprobeerd, maar nog niet door haar.
Pubers bestaat niet laat op een slimme manier zien dat de puber niet bestaat, maar zet wel mooi neer welke emoties, gedachten en angsten bij de puberteit komen kijken. Daarbij kunnen de spelers uitgelaten zichzelf zijn en dat levert een energiek spelplezier op dat het dak van Theater Kikker blaast. Want uiteindelijk gaat de voorstelling vooral over de energie en de (leuke) spanning die komt kijken bij het ontdekken van de volwassen wereld. Daarom is de laatste scène ook zo treffend, waarin de wereld nog groot is en de pubers nog klein. Die grote wereld is vooral een grote speeltuin waar de pubers nu nog vol energie ongestraft een enorme teringzooi van kunnen maken. Iets waar je als volwassene eigenlijk gewoon stinkjaloers op moet zijn.

Robbert van Heuven, 2009