|
|
De gevolgen van een kindertijd
‘De voorstelling is er nog niet, hè?’, merkt regisseur Olivier Provily terecht op als zijn nieuwe voorstelling Hunker (Crave) van Sarah Kane ter sprake komt als ware hij af en succesvol in première gegaan. Het is echter half augustus en Provily moet nog met de repetities beginnen. ‘Ik weet al wel wat ik met het stuk wil, maar ik laat me tijdens de repetities nog graag verrassen’, zegt hij. Toch klinkt er een lichte onzekerheid door in zijn woorden, die te maken hebben met de moeilijkheid van het stuk. Provily: ‘Er zit niet echt een verhaal in Hunker en daar is het Kane ook niet om te doen. Het is qua vorm en inhoud geen makkelijke kost. Maar je moet het wel acceptabel weten te maken voor het publiek. Je moet dat wel mee weten te krijgen met die tekst. Daar zit voor mij wel de uitdaging.’ Als sinds 2005 liep Provily al met het plan rond om Hunker ooit eens te gaan spelen. Nu, vier jaar later, acht hij de tijd rijp. ‘Het is een beetje als bergbeklimmen. Je moet wel aan een bepaalde berg toe zijn. Ik had eerder al 4.48 Psychose van Kane geregisseerd. Dat waren een paar intensieve maanden. Kane is een hele intense schrijfster. Die regisseer je niet vrolijk zes keer achter elkaar. Daar moet tijd tussen zitten. Nu ben ik weer aan een voorstelling van haar toe.’ Wat hem aanspreekt aan Hunker, maar ook aan 4.48 Psychosis, is hoe de schrijfster omgaat met taal. ‘Misschien is Hunker wel een naar stuk, maar het is ook ontzettend mooi geschreven. Het is alsof je naar een heel naar schilderij kijkt, zoals Guernica. Dat is ook een heel erg mooi.’ Wat Provily ook aanspreekt is hoe Kane in haar laatste stukken meer loskomt van het cliché-beeld dat er van haar en haar stukken bestaat: heftig, gewelddadig, extreem tegen de wereld en puberaal. Provily: ‘Ik zie heel erg het thema van verlangen in haar werk. En de moeite die zij heeft om dat verlangen kenbaar te maken. Om daar mee te leven. Haar verlangen was zo groot dat het niet overeenkwam met de werkelijkheid. De personages in Crave hebben het eigenlijk al opgegeven. Terwijl ze ook vol zitten met verlangen. Dat is die crave, die hunker. Hunkeren is ook heftiger dan verlangen. Het doet pijn. Ik ken niemand die zo goed het donkere gebied dat de liefde ook is, kan verwoorden als Kane. Dat is een gebied waar ik heel erg met haar op een lijn zit, waar ik haar heel goed kan begrijpen. Ik vind het mooi om iets dergelijks te theatraliseren en aan een publiek te geven. Je geeft immers iets aan een publiek, wat ze misschien normaal wel liever uit de weg gaan. Maar iedereen weet ook dat die donkere kant bestaat. Je verliezen in de liefde, waarbij je je eigen identiteit verliest, zodat je niet meer weet waar je staat in het leven is duidelijk een thema in Hunker. Maar ook de onomkeerbare gevolgen van seksueel misbruik en hoe zo’n gebeurtenis in je kindertijd gevolgen heeft voor de rest van je leven.’ Kane geeft in Hunker haar personages geen namen (ze heten A, B, C en M) en laat in het midden wat de relatie is tussen hen is. Dat laat veel mogelijkheden open voor de interpretatie van de regisseur. In de regie van Provily vormen de personages een gezin. ‘Dat familiethema is wel iets wat me achtervolgt. Mijn vorige voorstelling De Anderen ging ook heel erg over familie. Iedereen groeit op in een soort gezinsverband. En als kind ben je gevoelig voor de invloeden daaruit. Dat sla je allemaal op en je bent de rest van leven mee bezig om daarmee leren om te gaan. Die voorstellingen gaan dus ook over de invloeden die ik als klein jongetje heb opgeslagen. In dat pakket zit zeker genoeg om daar verschillende voorstellingen mee te maken. Alle goede schrijvers proberen steeds weer hun eigen leven te verwoorden. Kane zei ooit dat haar stukken best te verklaren waren, maar dat niemand zou zitten wachten op al die autobiografische details. Het interessante is juist, dat zo’n tekst voor een publiek iets heel anders betekent dan voor de schrijver. Maar omdat die kern nu juist zo persoonlijk en noodzakelijk is, wordt het mooi. Omdat er zoveel ziel en zaligheid in zit. Zonder dat kun je ook geen kunst maken. En dan maakt het niet uit of je schrijft of regisseert.’ Hunker is door Kane niet alleen doorweven met autobiografische elementen, maar ook met literaire verwijzingen, vooral naar het epische gedicht The Wasteland van T.S. Eliot. ‘The Wasteland gaat over een verloren generatie. Over de moderne mens die nauwelijks meer contact heeft met anderen. Eliot beschrijft de mensen als doden. Je zou ook de personages in Hunker kunnen zien als doden. Alsof ze gestorven zijn en terugkijken. In die zin is Hunker ook een spiritueel stuk. Het gaat over leven en dood. Over het verschil daartussen. Over het feit dat heel veel mensen dood leven.’ Provily wijst op het feit dat in Nederland 1 miljoen mensen aan de antidepressiva zitten. En dat dat helemaal sociaal geaccepteerd is. ‘Dat die mensen depressief zijn ligt ook niet aan die mensen zelf. Maar aan de samenleving.’ Volgens hem komt die epidemie deels voort uit de Christelijke invloed op de Nederlandse samenleving waarin het kernbeeld een gemarteld lichaam en schuld, zonde, straf en schaamte kernbegrippen zijn. ‘Dat is funest voor heel veel mensen. Ik wil als regisseur graag omgaan met die minder vrolijke kanten van deze zogenaamd vrolijke samenleving. We zijn helemaal niet vrolijk, we doen alleen alsof. We spelen het.’ Provily spreken begrippen als vergeving en compassie veel meer aan en die kwamen dan ook terug in zijn voorstelling De Anderen dat ook een religieuze ondertoon had. ‘Voor mij zat de compassie in die voorstelling in het feit dat de personages naar elkaar luisterden. Dat ze niet alleen maar met zichzelf bezig waren, maar ook met elkaar. Tegelijkertijd vormden ze toch ook een soort eilandjes. Zo wil ik ook dat de personages in Hunker met elkaar omgaan: samen alleen. In Hunker speelt zich een gruwelijk verhaal af tussen twee van de personages. De een heeft de ander misbruikt. Het feit dat ze niet met en ook niet zonder elkaar kunnen, geeft dan een extra laag. Dat is wel een thema wat ik interessant vind.’ Daaraan koppelt Provily de thematiek van zingeving. ‘Uiteindelijk sta je er ook alleen voor in het leven: relaties zijn vluchtig, vriendschappen zijn vluchtig. Ik ben ook bang om dood te gaan. Wie niet? Maar je gaat wel door. Dan moet het wel zin hebben om dat te doen. Via mijn werk, maar ook in mijn dagelijks leven wil ik steeds dichter komen bij het moment dat ik snap waarom ik leef. Of wat er echt belangrijk is. Misschien is dat ook wel wat ouder worden is: dat je steeds minder twijfelt en door het leven zwabbert. Ikzelf ben een enorme twijfelaar: altijd aan het worstelen en aan het denken. Daar kan ik wel onder lijden. Maar ik ben blij dat ik in het regisseren een manier heb gevonden, waarmee ik daar vorm aan kan geven en waar andere mensen ook nog iets mee kunnen. Dat vind ik super waardevol.’ En zo komen we weer terug op de kunstenaar die zichzelf in zijn kunstwerk legt. Maar in het theater is de regisseur niet de enige kunstenaar die aan het werk is. Zijn ideeën moeten worden verwerkt door ontwerpers en acteurs. ‘Het gaat niet meer alleen over jou. Een van de acteurs in De Anderen, wat toch veel autobiografische elementen bevat, zei tegen met: “Ik ga niet Olivier spelen. Dat vind ik vies.” En dat is ook zo. Hij moest zelf zijn eigen rol kunnen invullen.’ In het spel van de acteur wordt meer gezegd dan alleen de tekst. Dat vindt Provily ook het mooie van zijn vak: ‘Acteurs zijn mensen die je kunt vragen om op een bepaalde manier te praten, te kijken, te luisteren. Je kunt ze dat zodanig laten doen dat je daarmee iets zegt over andere manieren waarop het publiek naar de wereld kan kijken of naar het leven. Taal is toch maar alleen maar het puntje van de ijsberg. Maar theater gaat natuurlijk over de ijsberg daaronder.’
Robbert van Heuven, 2009
|
|