|
|
‘Het is verdomme wel Tsjechov!’
Twee regisseurs uit een heel andere generatie werken aan één voorstelling van Drie Zusters in het kader van Cum Laude, een nieuw project van Joop van den Ende Theaterproducties. Hans Croiset (71) en Karina Kroft (32) slaan de handen ineen voor een Tsjechov met een jonge bezetting. Zal het de doorstroming van jong talent naar de grote zaal bevorderen?
Dit seizoen begint bij Joop van den Ende Theaterproducties de serie Toneelmeesters: klassiek toneelrepertoire voor een breed publiek. Met theaterveteraan Hans Croiset heeft Van den Ende voor dat project niet de minste regisseur weten te strikken. Croiset is al zijn hele carrière bezig een groter publiek te vinden voor de canon, eerst (onder andere) in zijn hoedanigheid als artistiek leider bij Het Publiekstheater, later als oprichter van Het Toneel Speelt. Een van de onderdelen van het project is Cum Laude, waarin jong, pas afgestudeerd theatertalent onder leiding van Croiset werkt aan een volledig bezette grotezaalproductie, dit seizoen Tsjechovs Drie Zusters. Als jonge coregisseur trok Croiset Karina Kroft aan, die onder andere met een eigenzinnige Getemde Feeks bij het Noord Nederlands Toneel bewees talent voor de grote zaal te hebben.
Quarterlife-crisis
Met Cum Laude willen Croiset en Van den Ende jonge theaterprofessionals ervaring laten opdoen in de grote zaal. Croiset: ‘De grote zwakte van het Nederlandse toneel is dat ze dat op een andere plek niet meer kunnen doen. Ik heb nog de kans gehad om aan het begin van mijn carrière dingen uit te proberen. Dat kan nu niet meer. De Amsterdamse Toneelschool heeft jarenlang als motto vernieuwing gehad. Maar daarmee leid je geen toneelspelers op. Je kweekt er alleen een grote mond mee. Toch moet je als acteur de handicaps van het spelen in de grote zaal leren kennen. Anders overleef je daar niet. Die nadruk op vernieuwing op de scholen is inmiddels minder sterk, maar het duurt een tijd voor de gevolgen van die vernieuwingsdrang zijn weggeëbd. Los van de speelervaring in de grote zaal, denk ik dat het voor jonge acteurs heel goed is dat ze straks een Tsjechov in hun bagage hebben. Drie Zusters is een ideaal stuk om met jonge mensen te doen.’ Kroft, die recent al een Drie Zusters maakte bij Tryater, is het daarmee eens. ‘Al vond ik Tsjechov eerst een verschrikkelijke zeikerd. Dat geouwehoer de hele tijd. Als je zo graag naar Moskou wilt, dan ga je toch gewoon! Die houding ten opzichte van Tsjechov heeft er ook mee te maken dat in mijn leven, en in dat van mijn leeftijdsgenoten, alles volledig maakbaar is. Daarin maak je zelf je keuzes, waarbij alles mag en alles mogelijk is. Maar langzamerhand kom ik erachter dat toch niet alles kan. Dat er onderweg onverwachte dingen gebeuren, dat niet al die keuzes even gemakkelijk zijn. De quarterlife-crisis is voor onze generatie bedacht.’ Croiset: ‘Het is anders dan toen ik jong was. Er zijn geen vanzelfsprekende bindende elementen meer, zoals het huwelijk, kinderen, kleinkinderen. Ondertussen zitten we te wachten op iets wat staat te gebeuren, al weten we niet wat. We zijn onze zekerheden kwijt. Die wanhoop, die ook in het stuk zit, is natuurlijk het mooist als ze door twintigers wordt gespeeld.’
Ambacht
Het is de bedoeling dat Kroft en Croiset samen de regie voeren, terwijl Croiset de uiteindelijke verantwoordelijkheid op zich neemt. Bang dat er straks twee kapiteins op het schip staan, zijn ze niet. Tijdens de audities en de voorafgaande gesprekken bleek al hoezeer de twee elkaar als regisseur aanvulden. Bovendien heeft Croiset altijd al op een zeer open wijze geregisseerd. ‘Ik ben gewend om een acteur die het anders ziet dan ik uitvoerig aan het woord te laten. Ik wil aanleiding geven, gelegenheid geven voor het spelen van het stuk en daar kan ik heel veel mensen bij helpen. Theater maken is gezamenlijke arbeid.’ Kroft: ‘Het is natuurlijk anders dan wanneer je de regie volledig zelf in handen hebt. Maar ik heb er vertrouwen in. Vooral ook omdat Hans een van de meest open mensen is die ik ken. Hij is genereus en wil ook mensen de ruimte laten. Hoe dat in de praktijk uitpakt, weet ik natuurlijk nog niet. In elk geval moeten we in gesprek blijven en elkaar blijven uitdagen. Bovendien is regisseren een vak, een ambacht. En dat vak ben ik nog aan het leren. Dit is een goede manier om bij Hans te kijken hoe hij het doet.’
SBS6-wezen
Behalve dat Cum Laude een opleidingsplek wil zijn, is het ook Croisets ambitie om met Drie Zusters en later in het seizoen met zijn regie van Brechts Moeder Courage een nieuw publiek te interesseren voor repertoiretoneel. Een streven dat zoals gezegd een rode draad vormt door zijn carrière. ‘Er zijn twee miljoen musicalbezoekers in Nederland. Twee miljoen mensen die voorheen nauwelijks naar het theater gingen. Daarvan hoop ik er door middel van Toneelmeesters zestig- tot tachtigduizend te laten kennismaken met toneel. Om dat publiek te trekken heb ik bij Joop van den Ende een hele dienst kunnen opzetten die zich richt op publiekseducatie, onder andere door middel van het organiseren van voor- en nagesprekken. We stoppen een hoop tijd en nieuwe ideeën in die dienst. Zo hopen we dat het publiek misschien na vier jaar weer een stapje verder gaat. Naar Toneelgroep Amsterdam bijvoorbeeld. Wat ik doe is namelijk niet zaligmakend. Romeinse Tragedies van Ivo van Hove, dat afgelopen seizoen in première ging, is de top van het Nederlands toneel. Ik ga alles doen om het toneel weer zichtbaar en populair te maken. Toen ik begon was toneel het enige wat er was en waren de acteurs de sterren van hun tijd. Toneel is in de loop der jaren totaal uit de markt geduwd door het SBS6-wezen. Maar er zijn gelukkig nog veel Nederlanders die meer dan dat willen en ik ben mede hun vertegenwoordiger. Er komt wel weer een tijd dat mensen genoeg hebben van al die platte onzin. Op dat moment moet de toneelwereld klaarstaan.’ Met op de knieën gaan voor het musicalpubliek heeft Toneelmeesters in elk geval niets te maken. ‘Ik doe niet mee aan die slappe mode van quasi-laagdrempeligheid om mensen naar binnen te krijgen. Het is verdomme wel Tsjechov.’ Hardere middelen
Pratend met twee regisseurs uit twee totaal andere generaties komt het gesprek al snel op de vermeende crisis in de grote zaal. Volgens Kroft bestaat die crisis helemaal niet. ‘Dat er geen jonge makers te vinden zijn voor de grote zaal is niet waar. Er zijn makers die daar expliciet voor kiezen, zoals Ira Judkovskaja of Thibaud Delpeut. Het is alleen lastig om er te komen. Je kunt dat immers niet zelf ad hoc regelen, zoals dat in de kleine zaal heel gemakkelijk kan. Je moet het samen met een partner doen, zoals een groot gezelschap of Joop van den Ende. Het probleem is: als je makkelijker voorstellingen in de kleine zaal geproduceerd krijgt, ga je die natuurlijk maken. Als regisseur wil je toch theater maken? Maar dat betekent niet dat de grote zaal niet lonkt. Naar mij in elk geval wel.’ Croiset: ‘Toch is er sprake van een bastion van oude theaterdirecteuren waar jullie tegen vechten. Onze generatie had dat rond ons dertigste al omvergekegeld. Daarmee wil ik niet zeggen dat wij beter waren dan jullie. De situatie was anders. Ik denk alleen dat het inbreken in de grote gezelschappen door jonge regisseurs met hardere middelen moet gebeuren. Maar de huidige directeuren zijn ontzettend handig. Theu Boermans geeft bij de Theatercompagnie al jaren kansen aan jonge regisseurs als Maaike van Langen. Evert de Jager doet hetzelfde bij Het Nationale Toneel. Alleen worden jonge makers zo wel ingekapseld in hun beleid. Ik heb het geluk gehad dat ik zo controversieel was dat ze me niet wílden inkapselen. Zodat ik nooit werd kaltgestellt.’ Kroft: ‘Ik denk dat onze generatie niet vindt dat het allemaal maar anders moet. Waarom zou het één moeten worden ingewisseld voor het ander? Ik vind dat het allemaal naast elkaar moet bestaan. Daarin schuilt nu juist de kracht en de rijkdom van het Nederlands theater. Ik wil me ook nergens tegen afzetten, ik wil gewoon mijn eigen plek.’ Croiset: ‘Daarin is zij dus heel beschaafd opgevoed. Ik wilde het hele Nederlandse toneelbestel opblazen. Dat was totaal onredelijk en onjuist, maar wel de enige ingang. Ik had al voordat ik zo oud was als Karina al mijn collega’s afgebrand. Ik verwenste ze naar IJsland, bij wijze van spreken, omdat ze met hun poten van het toneel moesten afblijven. Alleen deed ik dat in een heel andere context.’
Geen vooruitzicht
Niet alleen de artistieke context waarbinnen theater wordt gemaakt is inmiddels veranderd, ook de beleidsmatige context is een andere. Een context waarin het mogelijk is om, in de woorden van Kroft, ‘tot je vijfenveertigste een jonge, veelbelovende regisseur te zijn. Er is geen punt meer waar je naartoe werkt.’ Croiset: ‘Dat is toch pure armoede? Dat is toch geen vooruitzicht?’ Hij meent dat als het om doorstroming gaat, het Duitse intendantenstelsel een voorbeeld zou kunnen zijn. ‘Daar kun je je ambities richten en je ideeën over theater steeds scherper leren formuleren. Omdat je je daar met drie of vier grotezaalregies per jaar kleurenblind kunt werken. In Nederland en Vlaanderen werken alleen Ivo van Hove en Johan Simons zo. Dat zijn de powerfiguren. Dat zijn er maar twee. In Duitsland zijn het er zestig.’ Verrassend genoeg is Croiset toch niet te spreken over het nieuwe cultuurstelsel, dat geënt is op de Duitse stadsgezelschappen. ‘Dat is het idee, ja. Maar zie je dat in Nederland ooit gebeuren? Jamais, jamais, jamais. Er is in Maastricht toch niet ineens geld voor een stadsgezelschap? In Nederland brengen we alleen maar plannen naar voren. Maar we voeren ze niet uit.’ Wat volgens Croiset dan de oplossing is voor de gebrekkige doorstroming? ‘Ik vind dat de jonge generatie veel steviger moet roeren. Veel steviger. Schrijf artikelen om te laten weten wat je ervan vindt. Laat horen wie je bent!’
Robbert van Heuven, 2007
|
|