John Leerdam (PvdA)

John Leerdam (PvdA): ‘Je kunt niet voor een habbekrats op de eerste rij zitten.’

In pdf [51 KB]

‘Bezuinigingen? Welke bezuinigingen?’ John Leerdam reageert enigszins geïrriteerd op de vraag hoe het voelt om als politicus tegenover oud-collega’s uit de podiumkunsten te staan die zich zorgen maken over vermeende bezuinigingen via het profijtbeginsel. ‘Er is alleen maar een voorstel voor een profijtbeginsel. Ik ben ook niet echt gelukkig met dat voorstel. Maar ik heb als politicus altijd mijn mannetje gestaan. Dat heeft ook met professionaliteit te maken. Toen ik aan de andere kant van de tafel stond had ik een andere rol. Nu heb ik deze. Dat betekent ook dat je inhoudelijk altijd voorbereid moet zijn. Zodat als mensen op je beginnen te schieten, je weet waar je het over hebt als je reageert. Je moet met argumenten komen.’

Politiek en kunst zitten John Leerdam in het bloed. Hij zat op de theaterschool, maar hij studeerde ook International and Public Affairs aan de Amerikaanse Columbia University. Daar schreef hij een scriptie over hoe kunst en cultuur op diplomatiek niveau een rol kunnen spelen om de relatie tussen landen te verbeteren. En ook als theatermaker en directeur van het Amsterdamse Theater Cosmic probeerde hij kunst en politiek met elkaar in verband te brengen. ‘Mijn afstudeervoorstelling ging bijvoorbeeld over een fictieve ontmoeting tussen Malcolm X en Martin Luther King. Dat was natuurlijk een politiek statement.’ Maar hij maakte ook Romeo ’n Juliet, a Caribean Xperienz, in de catacomben van de Bijlmer. Waar de junks zaten. ‘Om te laten zien dat daar ook iets positiefs kon gebeuren. Bovendien was het tot dan toe not done om over spanningen tussen Surinamers en Antillianen te praten. Na de voorstellingen bleef het publiek hangen en werd er uitvoerig over het probleem gesproken. En men begon zich af te vragen waarom er eigenlijk een spanning tussen die groepen was, terwijl ze zoveel in elkaar herkenden. Bruggen bouwen en discussie voeren doe ik nu op een andere manier: in de politiek.’

Buzz

Leerdam gelooft dat kunst instrumenteel kan zijn, zoals ook zijn voorstellingen probeerden maatschappelijke discussies uit te lokken. Maar hij is er ook zeker van overtuigd dat er tevens andere niveaus van kunst kunnen zijn. ‘Je hebt te maken met verschillende mensen die op verschillende manieren kunst maken. Je hebt culturele dingen die in buurtcentra staan of in de Engelenbak. Je hebt ZO! in Amsterdam Zuid-Oost en Podium Mozaïek. Dat is een heel andere vorm van kunst bedrijven dan iemand als Ivo van Hove doet.’ Voor alle soorten kunst moeten voldoende middelen zijn, vindt Leerdam. ‘Als je wilt dat een organisatie als Cosmic echt doorbreekt, dan moet ze kunnen beschikken over een goede infrastructuur en goede mensen kunnen binnenhalen. Daarvoor moet je zo’n organisatie naar behoren subsidiëren. En dat staat los van de vraag of je haar een richtlijn meegeeft waarmee ze zich moet bezighouden. Dat is dezelfde discussie die over het Holland Festival is gevoerd. Enkele jaren geleden had dat gewoon te weinig geld om het festival te zijn dat men wilde dat het was. Met Pierre Audi als directeur en met extra middelen is een ander festival ontstaan. Je kunt niet voor een habbekrats op de eerste rij zitten; zonder voldoende financiering kan zo’n festival niet meedoen met de beste internationale festivals.’
Leerdam vindt dat internationaal cultuurbeleid van belang is om het nationaal cultuurbeleid omhoog te trekken. ‘Mensen moeten zeggen: daar in Nederland gebeurt het. Die buzz moet over de wereld gaan.’

Nu de PvdA in de regering zit, krijgt Nederland de kans wel op die eerste rij terecht te komen? Daarover stond niets in de cultuurparagraaf van het regeerakkoord. ‘Heb jij ooit de andere regeerakkoorden gelezen? Iedereen doet nu net alsof dit het enige regeerakkoord is. We mogen juist in onze handen knijpen dat er iets in staat over cultuur. In het vorige akkoord stond er helemaal niets over in, laten we wel wezen. Ik heb hard voor deze paragraaf gevochten. Ja, er is een regeling voorgesteld, niet vastgesteld, van vijftig miljoen in het kader van het profijtbeginsel. Daar ben ik nog niet gelukkig mee, maar ik zie het als een uitdaging dat op een goede manier op te lossen. Mensen moeten ook ophouden met zeiken als zou er geld van het kunstenbudget afgaan. Er gaat geen geld af, er komt honderd miljoen bij. Ik heb ook gezegd dat monumenten niet van dat bedrag mogen worden betaald. Daar hebben we namelijk elk jaar bij het begrotingsoverschot al geld voor gereserveerd. Daar ga ik dwars voor liggen. Je kunt niet verwachten dat we internationaal vooruitstrevend zijn op het gebied van kunst en cultuur, als van die honderd miljoen investering ook nog monumenten en erfgoed betaald moeten worden.’

Finest hours

Volgens Leerdam moet ook het veld blijven meedenken over manieren om extra middelen te genereren. Zelf ziet hij veel in samenwerking met de private sector. ‘Als kunstenaar moet je niet alleen maar geld krijgen en uitvoeren wat je hebt bedacht. Je moet ook innovatief zijn. Zakelijk leiders moeten een gezelschap meer business-wise runnen en bedenken hoe ze hun geld kunnen verdubbelen. Zo begreep ik dat de ING Bank best bereid is mee te betalen aan cultuur. Als zij bepaalde zaken wil bekostigen, waarom niet?’
Gaat de overheid dan fiscaal een handje helpen? ‘Ik vind wel dat de overheid verplicht is daar belastingtechnisch wat aan te doen. Ik hoop dat dit de komende vier jaar ook gaat gebeuren. Als je als overheid met zulke ideeën komt, vind ik ook dat je een handreiking moet bieden om dat daadwerkelijk te stimuleren.’

Over het advies van de Raad voor Cultuur wil Leerdam nog niet veel zeggen. Hij wil daar eerst met zijn minister Plasterk over praten. In elk geval kan hij zich in de meeste aanbevelingen vinden. ‘Het is natuurlijk allemaal begonnen om die nieuwe cultuurnotasystematiek. Wat mij betreft is de oude systematiek passé. Het was niet plezierig zoals het voorheen ging. De Kamerdiscussies over kunst waren niet onze finest hours. Het ging alleen nog maar over geld en niet over de inhoud. Iedereen was het met me eens dat het anders moest, maar niemand bedacht hoe. Die discussie is steeds vooruitgeschoven. Toen heb ik het balletje van de Arts Council opgegooid. Het ging mij erom dat we zouden nadenken over nieuwe subsidievormen. Maar over een ding was iedereen het eens: het nieuwe systeem mocht niet te bureaucratisch worden.’
Het probleem met het nieuwe systeem waarmee Verschil Maken en de Raad nu komen, is volgens Leerdam dat het juist meer bureaucratisch dreigt te worden. ‘Als je het systeem verandert op Rijksniveau, maar niets verandert op provinciaal of gemeentelijk niveau, dan veroorzaak je een probleem. Je moet die veranderingen gelijk laten oplopen. De Raad heeft daarvoor geen duidelijke oplossing.’ Bovendien, vindt Leerdam, moet de politiek betrokken blijven bij de prioriteitsbepaling binnen de kunsten. ‘Een bewindspersoon moet kunnen zeggen: dit is de lijn die we gaan volgen. Het is niet zo dat Thorbecke hoogtij moet vieren. Dat we gewoon geld moeten geven en er verder niets over mogen zeggen.’

Damocles

Leerdam beseft dat het veld inmiddels een beetje nerveus begint te worden, omdat het niet weet waar het met het regeerakkoord en de voorgestelde veranderingen aan toe is. ‘Zolang de minister en het kabinet nog niet hebben aangegeven welke richting ze in willen en zolang niet duidelijk is hoe het zit met de middelen, blijven die zaken als een zwaard van Damocles boven het veld hangen. Zo voelt het voor mij ook. De tijd dringt en dat baart mij zorgen. Zo is het Fonds nog helemaal niet klaar om zo’n grote procesverandering aan te kunnen. Ze hadden ook allang moeten beginnen met de voorbereidingen.’
Wat gebeurt er als er inderdaad niet genoeg tijd is? ‘Dan hebben we een probleem en dan zullen ze bij OCW hun borst moeten natmaken. Ik denk dat er dan veel commotie zal ontstaan. Ik hoop dat onze minister dit dan ook kan oplossen. Maar daarover moeten we nog in overleg. Ik denk dat het een stevig gesprek gaat worden. Ik heb hem, via zijn inhoudelijk medewerker, al laten weten waar mijn pijnpunten zitten. Die houd ik dan ook nog even voor me. Ik heb ze op het ministerie in elk geval genoeg denk- en gesprekstof meegegeven. Ik weet dat ze daar nu heel hard aan het denken zijn.’

Robbert van Heuven, 2007