|
|
In de dure Maximiliaanstrasse staan Mercedessen en Porches bumper aan bumper geparkeerd voor etalages van Gucci en Valentino. Tussen die glimmende etalages staat het theater van de Münchner Kammerspiele waar een stampvolle zaal goedgeklede Duitsers in alle soorten en maten de voorstelling Hiob van de Nederlandse regisseur Johan Simons enthousiast onthaalt. Hoofdrolspeler Andre Jung wordt meermalen door het publiek teruggeroepen voor nog een ovatie van trappelende voeten en bravogeroep. Groter had het contrast tussen het verhaal van de voorstelling en zijn ontvangst in deze luxueuze speelomgeving bijna niet kunnen zijn. Hiob, gebaseerd op het boek van de Oostenrijks-Hongaarse schrijver Joseph Roth, gaat over de arme Russische jood Mendel Singer die tegen de klippen op een goed leven probeert te leven. Hij emigreert naar Amerika en raakt daar alles kwijt wat hem lief is, inclusief zijn familie, zijn geloof en zijn gevoel ergens thuis te zijn. Op ingetogen wijze en simpele wijze brengt Simons dat verhaal en even ingetogen speelt Jung de simpele, vriendelijke jood wiens wereld aan stukken valt. Dat contrast was regisseur Simons ook al wel opgevallen, vertelt hij de volgende ochtend in een café tegenover het theater. ‘Het theater staat inderdaad in een van de duurste winkelstraten van Europa. Maar het publiek dat het theater bezoekt is veel meer gemengd. Dat komt overal uit München vandaan. Je hebt in deze stad traditioneel een groot contrast tussen links en rechts. Hitler is hier begonnen, maar ook veel beroemde schrijvers en dichters komen uit München. Er is een sterke underground.’ Inmiddels is Simons aardig bekend met de historie van München, vertelt hij. Die interesse is niet helemaal vrijblijvend, want vanaf 2010 is Simons intendant van de Münchner Kammerspiele. Simons had daarom een heel andere sensatie toen hij vanochtend deze straat inliep: waar begin ik aan? Want zonen en vrouw blijven achter in Gent, waar hij nu artistiek leider is van gezelschap NTGent. ‘Ik kreeg heimwee naar ze. Zij zitten nu in Gent aan het ontbijt. En ik zit hier met jou en ben aan het werk. Ik vind mijn werk fantastisch, maar ik ga ook wel eens bij mezelf te rade, waarom ik dat toch godverdorie weer doe.’ Het gesprek kwam op die liefde voor zijn familie via Hiob. Mendel, die zoveel heeft moeten verduren, beseft aan het eind van zijn leven dat het uiteindelijk de liefde was, niet het lijden, waarom zijn leven draaide. ‘Maar als ik dan die straat inloop en aan mijn familie denk, dan lijd ik echt. Dan lijd ik aan het feit dat ik dit werk gekozen heb.’ Ontworteling, het nergens thuis zijn, is een belangrijk thema in Hiob. Het is waarschijnlijk niet toevallig een van de thema’s die Simons het meest aanspreekt. Een ander aspect dat hem boeit, vertelt hij, is dat Mendel zijn lot in eigen hand probeert te nemen. Het is een thema dat vaker terugkeert in het werk van Simons: de kleine worstelende mens die tegen de klippen op zijn eigen leven wil bepalen, maar meestal verpletterd wordt door het systeem. ‘Er is een zin van de dichter Breyten Breytenbach die wel op mijn werk slaat: “We moeten beseffen dat onze ultieme verplichting ligt in de ongehoorzaamheid aan de macht en in onze identificatie met de armen.” Dat vind ik ook. Daar moeten we het altijd weer over hebben. Het is nog steeds zo dat mensen fundamenteel ongelijk zijn. En het is mijn taak als kunstenaar om die ongelijkheid telkens weer te bevragen.’ Zo’n onderwerp zou cynisch kunnen maken maar dat is in Simons geval niet aan de hand. Zijn voorstellingen getuigen eerder van compassie met zijn personages. ‘Ik wil gewoon niet cynisch zijn. Ik vind zelf ook echt wel eens dat we almaar in hetzelfde cirkeltje ronddraaien. Maar ik wil dat niet uitdragen. Cynisme is als een slot op de deur. Ik mensen hun gedrag begrijpen. Waarom ze doen wat ze doen. En ik wil hun kwetsbaarheid tonen, zodat het publiek met ze mee kan voelen.’ Het die drive die maakt dat Simons ondanks zijn vliegangst dus toch weer op zondagochtend in een vreemde stad een interview zit te geven. Hij zucht: ‘Hoe zou het zijn als…’ Stilte. Dan: ‘Ik zat te denken hoe het zou zijn als ik in Gent zou blijven. Of in Rotterdam of Amsterdam zou gaan zitten. Maar bij de gedachte alleen krijg ik het al Spaans benauwd.’
Robbert van Heuven, 2009
|
|