Toneel kan veel suggestiever zijn

“Toneel kan veel suggestiever zijn” – film vs theater

De spanning stijgt als de ietwat krankzinnige verpleegster Annie Wilkes uit Stephen King’s Misery op het punt staat haar bijl in het been van schrijver Paul Sheldon te zetten. Het publiek houdt zijn adem in. Het publiek in het Amsterdamse theater Bellevue wel te verstaan.
Film in het theater is een trend. Misery en Una giornata particolare spelen al even in de Nederlandse theaters. De Pianist gaat komende maandag in première. Alle drie de voorstellingen zijn gebaseerd op een film, of op een boek waar een legendarische film van is gemaakt. One flew over the cuckoo’s nest en Scènes uit een huwelijk (Ingmar Bergman) waren eerder op de Nederlandse podia te vinden. Maar waarom gebruiken theatermakers eigenlijk zulk legendarisch materiaal? Zijn de theaterteksten op? Victor Löw, Paul Sheldon in de toneelversie van Misery, denkt dat het gebruiken van een film die mensen al kennen de nieuwsgierigheid prikkelt. “Er komen beelden bij mensen naar boven.” Edwin de Vries, die in De Pianist speelt, gaat uit van de kracht van het materiaal: “Het gebruiken van zulke verhalen geeft zekerheid. Ze hebben hun waarde immers al bewezen.” In diezelfde lijn: bekende titels leveren natuurlijk ook meer bezoekers op.
Een gevaar hiervan is natuurlijk wel dat de bezoeker met die legendarische film in zijn hoofd en hoge verwachtingen naar de schouwburg komt. “Linda en ik hebben ons inderdaad afgevraagd of we dit wel moesten doen,” zegt Peter de Baan die de filmversie van Una Giornata regisseerde, met Linda van Dijck in de rol van Antonietta. “Ik heb de film daarna ook niet meer gezien en we hebben het er in de repetities niet meer over gehad. Alleen tijdens moeilijke repetitiemomenten bedachten we dat we voor deze overmoed hard zouden worden gestraft.” Mirjam de Rooij, die in Misery de rol van Kathy Bates speelt, is niet zo bang voor een vergelijking: “Kathy is echt een ander wezen.” Toch heeft ook zij de film niet meer bekeken.
Dat is logisch. Theatermakers willen toch ook hun eigen draai aan het materiaal geven. Edwin de Vries wijst er bijvoorbeeld op dat zijn voorstelling een monoloog is voor een acteur en een pianist op basis van de autobiografie van Wladyslaw Szpilman, over een Poolse pianist in het getto van Warschau in de Tweede Wereldoorlog. Op die autobiografie baseerde ook Roman Polanski zijn film. De Vries: “Natuurlijk zitten er ook scènes in de voorstelling die mensen zullen herkennen uit de film. Maar ik vind dat je alleen een bewerking van een film kunt maken, als je er een meerwaarde aan kunt geven. De meerwaarde van De Pianist is de directheid en de gemeenschappelijke ervaring van het theater. Theater is dan ook een oerkunst: je hebt alleen een verteller nodig en publiek.”
Peter de Baan is dat met hem eens. “De liefde tussen de personages in Una giornata ontstaat waar het publiek bij is. Ze zitten er met hun snufferd bovenop.” Victor Löw: “Er is contact tussen de acteurs en het publiek. Daar reageren wij als acteurs ook direct op.” Peter de Baan denkt dat film, door spectaculairder beelden en vlotte scènewisselingen, het publiek sneller kan boeien dan toneel, maar daarin ook oppervlakkiger is. “De kern van film zijn beelden, de kern van toneel is taal. Je kunt op het toneel twee mensen vijf kwartier met elkaar laten praten. Daar kun je in een film niet mee aankomen. De bereidwilligheid van het publiek om meer de diepte in te gaan is bij het publiek dan ook groter bij toneel dan bij film. Dat levert een unieke ervaring op.”
Anders dan bij een film maakt een theatervoorstelling veel meer gebruikt van de fantasie van de toeschouwers. De Baan: “Op het toneel zeg je: nu ben ik die en die, of: nu ben ik in een bos, en dan gelooft het publiek dat. In film is er toch veel meer sprake van wat ik noem boekhoudkundig realisme.” Zo maakte hij de tv-serie De Prins en het meisje over prinses Mabel. “Mensen vonden Halina Reijn helemaal niet op Mabel lijken. Mensen kijken bij film of het wel klopt met de werkelijkheid. Toneel kan veel suggestiever zijn.”
Toch ligt een opmerking als “ik vond de film toch beter” altijd op de loer. Peter de Baan: “Als we hoorden dat mensen nog snel even de film hadden gekeken, moesten we wel even slikken.” Toch zijn de reacties op zijn voorstelling enthousiast. Miriam de Rooij: “Er zijn altijd mensen die film, toneelstuk en boek uitgebreid gaan vergelijken. En die vonden ons hartstikke goed.”

Robbert van Heuven, 2008